Examples of using "Zjeść" in a sentence and their dutch translations:
...en eet ik ze?
Ik zou graag eten.
Laten we gaan eten.
Wat wordt het?
Wat wordt het?
Ik wil iets eten.
Ik wil ijs eten.
Willen jullie iets eten?
Wat wil je eten?
Het is etenstijd.
Ik wil een mango eten.
Waar kunnen we eten?
Wil je wat eten?
Dus, wat eten we?
Wat wordt het?
Kan ik dit eten?
- Mag ik die sinaasappel eten?
- Mag ik die appelsien opeten?
Ik wil in een restaurant dineren.
Mag ik deze sinaasappel eten?
Mag ik dit brood eten?
Je kunt de rest van de taart opeten als je wenst.
...kan ik het zo rauw eten... ...als sushi.
Over twee maanden kun je het eten.
Tom eet alleen wat hij eten wil.
Ik heb nog steeds honger dus ik kan wel 'n maaltijd gebruiken.
Je kunt hem zo eten.
Wat mensen niet weten is dat je delen van de spar kunt eten.
En de vissen eten van haar. Veel aaseters komen van haar eten.
Die hond probeert zowat alles te eten wat hij ziet.
Dus ik kan dit eten, of... ...even graven, hier beneden.
Ze kunnen elk in slechts een paar uur 20 kilo pompoenen wegwerken.
Dus moeten we eten wat we hebben? Of proberen iets stevigers te vinden?
Iets heeft hem vermoord en hem de grot ingesleept.
Als je kunt eten in het wild, doe het dan. Dus, wat eten we?
Maar ik zou een hoop moeten eten... ...voor voldoende energie.
We moeten uitzoeken hoe we met dit karkas 'n betere maaltijd krijgen.
Wat mensen niet weten is dat je delen van de spar kunt eten. Hij geeft niet veel energie maar wel een beetje.
Democratie moet meer zijn dan twee wolven en een schaap die stemmen over wat ze 's avonds zullen eten.