Examples of using "źle" in a sentence and their dutch translations:
- Fout.
- Fout!
- Jammer.
- Wat jammer!
- Dat is jammer.
Dit is niet goed.
- Voel je je niet helemaal goed?
- Voelt u zich wat ziekjes?
- Zit het weer wat tegen?
- Voelt u zich wat slapjes?
Het vlees smaakt slecht.
Hij heeft zich slecht gedragen.
- Wat is er?
- Wat is er mis?
Tom had het verkeerd begrepen.
Ik voelde me slecht.
Dit werkt best goed.
Begrijp me niet verkeerd.
- De klok klopt niet.
- De klok staat niet goed.
Iets blijkt niet goed te werken.
Dat is helemaal verkeerd.
Het eindigde slecht.
Begrijp me niet verkeerd.
Ik geef toe dat ik een fout heb gemaakt.
Verdraaid! Dat is niet slecht!
Nu voel ik me slecht.
Het gaat heel slecht met me.
Het eten heeft niet zo slecht gesmaakt.
Het viel mee.
Ze bewoog slecht. Langzaam, heel zwak.
Wat is er verdomme mis met je?
B.G. aan Helo 1, ik ben er slecht aan toe.
Ik wist niet dat je je zo slecht voelt.
- Jessie sprak slecht Frans en nog slechter Duits.
- Jesse spreekt slecht Frans en nog slechter Duits.
Ze schaamde zich heel erg toen haar kind zich erg misdroeg in het openbaar.
- Misschien had ik dat niet moeten doen.
- Dat had ik misschien niet moeten doen.
Yitzhak is joods en hij heeft veel moslimvrienden. Is dat verkeerd?
Deze kamer ruikt vreselijk.
...dus hij was verbaasd dat mensen hem zo slecht behandelden... ...en op hem schoten, dus hij rende niet meteen weg.