Examples of using "Verrà" in a sentence and their dutch translations:
Zal ze komen?
Hij zal komen.
Komt hij vanavond?
- Weet je wanneer ze komt?
- Weet u wanneer ze komt?
- Weten jullie wanneer ze komt?
- Hij zal nadien komen.
- Hij komt daarna.
Hij komt snel.
Komt hij morgen?
Ze zal straks komen.
Zal de politie komen?
Ze zal komen als ge het haar vraagt.
- Hij zal komen als ge hem roept.
- Hij komt als je hem belt.
Hij zal niet komen vandaag.
Hij komt waarschijnlijk niet.
Hij komt daarna.
Tom zal komen.
Hij komt snel.
Ik ben er zeker van dat hij zal komen.
- Ze zegt dat ze morgen zal komen.
- Ze zegt dat ze morgen komt.
Als het regent, komt hij niet.
- Ik denk dat hij niet komt.
- Ik denk niet dat hij komt.
Misschien komt ze morgen.
- Misschien komt Jane.
- Misschien zal Jane komen.
Hij komt waarschijnlijk niet.
Zal de politie komen?
Misschien komt ze.
Hij komt snel.
- Waarschijnlijk komt Tom.
- Waarschijnlijk komt Tom wel.
Ze zal straks komen.
Ze zal komen, zelfs als ze ziek is.
Hij komt snel.
Hij komt binnen enkele dagen naar huis.
Ik denk dat hij morgen zal komen.
- Ze zegt dat ze morgen zal komen.
- Ze zegt dat ze morgen komt.
Ik wed om vijf dollar dat hij niet komt.
Met deze regen zal hij niet komen.
De vergadering zal morgen plaatshebben.
"Komt hij?" "Nee, ik denk het niet."
Het schilderij zal niet worden verkocht.
Hij weet zeker dat hij komt.
Ik ben zeker dat hij morgen komt.
Volgens haar zal hij niet gaan.
Hij wordt zeker gestraft.
Anne zal niet op ons feest komen.
- Ik heb het gevoel dat ze vandaag zal komen.
- Ik heb het gevoel dat ze vandaag zal opdagen.
We weten niet of hij komt of niet.
Wanneer gaat u komen?
Tom weet niet wanneer Marie zal komen.
Ik weet niet wanneer hij terugkomt.
Het is mogelijk dat Tom niet komt.
- Vroeg of laat komt de waarheid boven tafel.
- Vroeg of laat komt de waarheid boven water.
- Vroeg of laat komt de waarheid aan het licht.
Als jij je niet gedraagt, dan komt de Kerstman niet hoor.
Tom zal morgen het hek schilderen.
Ik heb het idee dat ze vandaag zal komen.
Ik weet niet zeker wanneer hij zal komen.
Wie van jullie beiden komt met mij mee?
Ze komt ons gauw weer bezoeken.
Mijn vader zal om zeven uur thuiskomen.
Deze zin zal worden vertaald.
Tom zegt dat hij niet naar ons feestje komt.
Tom zei dat hij niet naar ons feest zou komen.
- Komen jullie morgen niet?
- Kom je morgen niet?
- Ik hoop dat je zult komen.
- Ik hoop dat u zult komen.
Ik weet niet zeker wanneer hij zal komen.
Kom je niet mee met mij?
- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?
Zijn record zal nooit verbroken worden.
Kom je morgen bij mij thuis?
- Kom je naar huis voor Kerstmis?
- Komt u naar huis voor Kerstmis?
- Komen jullie naar huis voor Kerstmis?
Ga je met mij naar het concert?
Chris bevindt zich in een riskante situatie in de wetenschapsklas.
Kom je vanavond thuis voor het avondeten?
Ik hoop dat je naar mijn verjaardagsfeestje zal komen.