Examples of using "Vederla" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil haar niet zien.
Wilt u haar zien?
Ik wil haar niet meer zien.
En toch wil ik haar zien.
Wanneer kan ik haar zien?
- Kan je het zien?
- Kun je het zien?
- Kunt u het zien?
- Kunnen jullie het zien?
We kunnen het niet zien.
Ik wil het niet zien.
Het enige waar hij aan denkt, is haar zien.
Ik zou haar graag terugzien.
- Hier is een heer die u wenst te ontmoeten.
- Er is hier een heer die je wenst te zien.
- Hier is een heer die je zien wil.
- Ik wil u terugzien.
- Ik wil je weer zien.
- Ik wil u weer zien.
- Ik wil jullie weer zien.
- Ik wil je terugzien.
- Leuk je te zien!
- Leuk om je te zien!
- Leuk u te zien!
- Leuk om u te zien!
- Leuk jullie te zien!
- Leuk om jullie te zien!
Ik wil het zien.
Ik wil je nog steeds morgen zien.
Ik wil je terugzien.
Ik ben blij je te zien.
Ik hoop je snel te zien.
- Kan ik u komende maandag zien?
- Kan ik je komende maandag zien?
Het enige waar hij aan denkt, is haar zien.
Ik ben heel blij je te zien.
Tom wil het zien.
Ik verwachtte niet, u te zien.
Het is altijd een genoegen om je te zien.
Ik ontmoet je zondag om drie uur.
- Een heer Miller zou u graag willen zien.
- Een zekere heer Miller zou je graag willen zien.
Tom hoopt je in oktober te zien.
Een zekere meneer Marconi wil u zien.
Ik zal het niet gaan zien.
- We hopen je op kerstavond te zien.
- We hopen u op kerstavond te zien.
- We hopen jullie op kerstavond te zien.
Ik vind het eng om je de hele dag niet online te zien.
- Dat is de vrouw die u wil zien.
- Dat is de vrouw die jou wil zien.
Ik had niet verwacht, je op een plek als deze te zien.