Examples of using "Posso" in a sentence and their dutch translations:
- Ik kan op u wachten.
- Ik kan op je wachten.
- Ik kan op jullie wachten.
- Kan ik u helpen?
- Kan ik je helpen?
- Kan ik jullie helpen?
Mag ik je storen?
- Kan ik u helpen?
- Mag ik je helpen?
- Mag ik jullie helpen?
Kan ik met je praten?
- Ik kan je helpen.
- Ik kan jullie helpen.
- Ik kan u helpen.
- Mag ik het aanraken?
- Kan ik het aanraken?
- Mag ik dit aanraken?
Ik kan blijven.
- Mag ik blijven?
- Kan ik blijven?
- Kan ik het proberen?
- Mag ik het proberen?
Kan ik dit eten?
Kan ik beginnen?
Mag ik het hier neerzetten?
Wat kan ik gebruiken?
Kan ik je iets laten zien?
- Ik kan je niet ontslaan.
- Ik kan u niet ontslaan.
- Ik kan jullie niet ontslaan.
Mag ik alcohol drinken?
- Mag ik u naar het vliegveld begeleiden?
- Mag ik je naar het vliegveld begeleiden?
- Ik kan je niet helpen.
- Ik kan jullie niet helpen.
Ik kan je helpen.
Ik kan springen.
Kan ik helpen?
- Mag ik komen?
- Kan ik komen?
Ik kan wachten.
Ik kan helpen.
- Ik kan uitleggen.
- Ik kan het uitleggen.
Ik kan dat uitleggen.
Mag ik mij voorstellen?
Ik kan het.
Ik kan veranderen.
- Ik kan het niet.
- Ik kan niet.
Ik kan alleen maar wachten.
Dat kan ik niet uitsluiten.
Met wat kan ik u helpen?
Mag ik je knuffelen?
Kan ik?
Ik kan het niet riskeren.
Wat kan ik doen?
Wat kan ik zeggen?
Mag ik het hier neerzetten?
Wanneer kan ik haar zien?
Ik kan het jullie niet geven.
Mag ik een foto van je maken?
Ik kan niet op je wachten.
Kan ik ook komen?
Ik kan je leren vechten.
Hallo. Waarmee kan ik u helpen?
- Mag ik je iets vragen?
- Mag ik u een vraag stellen?
Kan ik jouw hand schudden?
- Mag ik je vragen wie je bent?
- Mag ik vragen wie je bent?
- Mag ik u om een gunst vragen?
- Mag ik je om een gunst vragen?
- Weet je hoe ik daar kan komen?
- Weten jullie hoe ik daar kan komen?
- Weet u hoe ik daar kan komen?
Mag ik me bij u aansluiten?
- Mag ik je iets vragen?
- Mag ik u een vraag stellen?
Ik kan voor je instaan.
Ik kan morgen komen.
Ik kan het me niet voorstellen.
Mag ik naar buiten?
Ik kan niet wachten.
Ik kan het niet geloven!
Ik kan niet gaan.
Wat kan ik eten?
Ik kan het niet bewijzen.
Mag ik u een vraag stellen?
Ik kan nu niet bidden.
Ik kan me daar niet in betrekken.
- Mij kun je niet manipuleren.
- Ik ben niet beïnvloedbaar.
Kan ik jouw hand schudden?
Kan ik met je praten?
Ik kan zwemmen.
Mag ik huilen?
Kan ik eten?
Zou ik je kunnen leren kennen?
Kan ik u helpen?
- Kan ik binnenkomen?
- Mag ik binnenkomen?
Ik kan wachten.
Kan ik helpen?