Examples of using "Moschea" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb een moskee bezocht.
- Ik bezocht een moskee.
Draag geen schoenen in de moskee.
Sami kwam terug naar de moskee.
Sami ging naar de moskee.
Sami ging de moskee in.
Sami verliet de moskee.
Sami bezocht een moskee.
Yanni zag de moskee.
Laten we naar de moskee gaan.
Hij is in de moskee.
Heb je ooit in een moskee gebeden?
Sami nodigde Farid de moskee in.
Sami reed naar de moskee.
Sami ging naar een moskee.
Sami ging terug naar die moskee.
Dit is een moskee.
We gaan naar de moskee.
Sami gaat naar de moskee.
Sami is in de moskee.
Is dit een moskee?
Niemand was in de moskee.
Yanni was die avond in de moskee.
Sami kwam om zes uur de moskee binnen.
Sami en Layla gingen naar de moskee.
Sami ging naar een lokale moskee.
- Sami doneerde zijn land aan de moskee.
- Sami schonk zijn land aan de moskee.
Sami ging vrijdag naar de moskee.
Sami ging elke dag naar de moskee.
Sami was aan het bidden in een moskee.
Sami gaat naar een lokale moskee.
Deze moskee heeft een nieuwe imam nodig.