Examples of using "Famiglia" in a sentence and their dutch translations:
Ik waardeer uw familie.
Heb jij een grote familie?
Denk aan je familie.
- Ik heb een grote familie.
- Ik heb een groot gezin.
- We zijn praktisch gezien familie.
- We zijn praktisch familie.
- We zijn nagenoeg familie.
- Ik ken zijn familie.
- Ik ken haar familie.
- Ik ken haar gezin.
- Hoe is het met uw familie?
- Hoe gaat het met je gezin?
- Is dit uw familie?
- Is dit jouw familie?
Ik ga je voorstellen aan mijn familie.
Is je familie oké?
Ik heb geen gezin.
Hij wordt door de familie op handen gedragen.
- Heb je een grote familie?
- Heb jij een grote familie?
Ik waardeer uw familie.
Ik heb het voor mijn familie gelezen.
Ik heb een familie.
Ik woon bij mijn familie.
Is dit uw familie?
- Vertel ons alstublieft over uw familie.
- Vertel ons alstublieft over je familie.
- Ik ben altijd fier over mijn familie.
- Ik ben altijd trots op mijn familie.
Hoe groot is uw familie?
Ik heb familie in Los Angeles.
Ik kom uit een groot gezin.
Ik woon bij mijn familie.
Maak je geen zorgen om je familie.
of kinderen opvoeden
...kan het gezin eten.
Mijn gezin leed.
Waar is je gezin?
- Ik heb een grote familie.
- Ik heb een groot gezin.
Tom heeft een gezin.
Waar is mijn gezin?
- Hoe gaat het met de familie?
- Hoe gaat het met je gezin?
Tom woont met zijn familie.
Er waren zes kinderen in het gezin Evans.
We moeten de familietradities in ere houden.
Kom je uit een muzikaal gezin?
Hij schreef een boek over zijn familie.
Ik woon met mijn familie in Boston.
Ik breng Kerstmis door met mijn familie.
Er komt extra familie te hulp.
Het is voor mijn familie.
Ik hou heel erg van mijn familie.
Het gezin at 's avonds samen.
- Welke talen spreekt men in jouw gezin?
- Welke talen spreekt men in uw gezin?
- Welke talen spreekt men in jullie gezin?
Hier woont mijn familie.
Tom heeft een leuk gezin.
Tom is deel van de familie.
Hoe gaat het met je gezin?
Hoe spreek je gewoonlijk in jouw familie?
Weet je iets over je familie?
- Vrolijk kerstfeest voor jou en je familie.
- Vrolijk kerstfeest voor u en uw familie.
- Vrolijk kerstfeest voor jullie en jullie familie.
Mijn familie woont daar al twintig jaar.
Toms familie woont in Australië.
Toms familie woont in Boston.
Hij kookt graag voor zijn gezin.
Tom nam zijn familie mee naar de dierentuin.
Vrienden, buren, familie, mijn gemeenschap:
Een familie olifanten trekt door het bos.
Mijn familie komt uit Maleisië.
Ik ben de eerste musicus in mijn familie.
- Ik ben altijd fier over mijn familie.
- Ik ben altijd trots op mijn familie.
Hij heeft een gezin te onderhouden.
Zijn hele familie werkt op een boerderij.
- Keiko is trots op haar familie.
- Keiko is trots op haar gezin.
Toms familie is arm.
Mijn oom heeft een grote familie.
Iedereen moet zijn eigen familie beschermen.
Mijn familie is erg trots op me.
Ik wil meer tijd met mijn gezin doorbrengen.
Ik wil meer tijd met mijn gezin doorbrengen.
Ik breng kerstavond door met mijn familie.
mijn hele familie heeft palindromische namen.
Ik groeide op in een arbeidersgezin
Mijn familie hoopte op een jongen,
Ik kom uit een familie van vijf broers,