Examples of using "Comprate" in a sentence and their dutch translations:
Kopen!
Ik heb ze niet gekocht.
U koopt brood.
Ik heb ze niet gekocht.
Als je een drankje koopt in een winkel of een café
- Waarom koop je het niet?
- Waarom kopen jullie het niet?
- Hoe koop je zilver?
- Hoe koopt u zilver?
- Hoe kopen jullie zilver?
- Waarom koopt u geen nieuwe auto?
- Waarom kopen jullie geen nieuwe auto?
- Waarom koop je geen nieuwe auto?
Koop twee eierdozen.
- Als je mij ijs koopt, dan zal ik je kussen.
- Als je mij een ijsje betaalt, dan geef ik je een zoen.
- Als je mij ijs koopt, dan zal ik je kussen.
- Als je mij een ijsje koopt, dan geef ik je een kus.
- Als je mij een ijsje betaalt, dan geef ik je een zoen.