Examples of using "'la" in a sentence and their dutch translations:
Weet je het antwoord?
Kent ge de weg?
Het aanraken, voelen, proeven.
Jij zult ervoor betalen.
Bekijk de afbeelding.
- Vervolledig de zin.
- Maak de zin af.
- Verwijder het verband.
- Haal het verband weg.
Maak de kamer schoon.
Roer de soep.
Deze tag meet locatie en diepte
- Open de deur.
- Doe de deur open.
Maak de keuken schoon.
- Bel de beveiliging!
- Bel de beveiliging.
Lachen is de beste medicijn.
De stad wil de weg verlengen.
- Zij hielpen haar.
- Zij hebben haar geholpen.
Wat is de relatie tussen politiek en oorlog?
- Ik ken zijn familie.
- Ik ken haar familie.
- Ik ken haar gezin.
Begrijp je het verschil?
Zie je het verschil?
Werk je op zondag?
Begrijp je de missie?
- Kijk je tv?
- Kijkt u tv?
- Kijken jullie tv?
- Ons huis is jouw huis.
- Ons huis is jullie huis.
- Denk je dat?
- Denkt u dat?
- Denken jullie dat?
- Leest u de Bijbel?
- Lees je de Bijbel?
- Lezen jullie de Bijbel?
Ons team heeft de wedstrijd gewonnen.
Doe de radio aan.
Zet de radio zachter.
- Verhef uw stem.
- Verhef je stem.
- Doe de deur dicht.
- Sluit de deur.
- Zet de tv uit.
- Doe de tv uit.
Open de fles.
Steek de straat over.
Kijk naar het woud!
Eet sneeuw.
Breng de sleutel.
Heb je diarree?
Leg het wapen neer.
Verlaat de stad.
Zet de muziek wat zachter.
Ik ben daarvoor verantwoordelijk.
Drink het medicijn op.
Doe je mond open.
- Schakel het licht uit.
- Doe het licht uit.
Laat het feest beginnen.
Doe het raam dicht.
- Roep de politie!
- Bel de politie!
- Hou de deur open.
- Hou de deur vast.
Open de deur.
Zoek de vrouw!
Zet de tv aan.
Beëindig het verhaal.
Steek de kaars aan.
Vul de aanvraag in.
Bier is bier.
Je zult het verschil zien.
Vertaal het woord.
Blijf koel.
- Verlaat het schip!
- Verlaat het schip.
Bel de beveiliging.
Schil de appel.
Heb je het ontvangstbewijs?
Verdedig de kerk.
- De politie heeft de fiets van Tom gevonden.
- De politie heeft Toms fiets gevonden.
Touwklimmen? Of rotsklimmen?
De gestadige drup holt de steen.
Ik ken haar.
Hij helpt haar.
Eenvoud is troef.
Wet is wet.
Ik ben daarvoor verantwoordelijk.
Hij houdt van haar.
De menigte vulde de zaal.
Ik begrijp haar.
Wij helpen haar.
Ik zal haar helpen.
Spanje heeft Florida bestuurd.
Het meisje brak het venster.
Zij helpt haar.
Ik zag haar de straat oversteken.
We kennen haar.