Examples of using "Zár" in a sentence and their dutch translations:
- Hoe laat gaat hij dicht?
- Wanneer sluit het?
- Hoe laat gaat de winkel dicht?
Zoals een sleutel in een slot.
Ik ben een slot zonder een sleutel.
Deze winkel sluit om negen uur 's avonds.
Deze winkel sluit om negen uur 's avonds.