Examples of using "Készen" in a sentence and their dutch translations:
Ben je klaar?
Klaar?
Gedaan.
- Wees voorbereid!
- Wees voorbereid.
- Ze zijn klaar.
- Zij zijn klaar.
Ik ben klaar!
- We zijn er klaar voor.
- We zijn klaar.
Zijn we bereid?
Is het klaar?
Ik was er klaar voor.
Zijt ge allemaal klaar?
OK. Klaar?
Iedereen is klaar.
Zijt ge allemaal klaar?
Alles is geregeld.
Is iedereen klaar?
Is iedereen klaar?
We zijn waarschijnlijk klaar.
- Is alles klaar?
- Is alles gereed?
Laat me maar weten wanneer je klaar bent.
We zijn klaar om te vechten.
Ik ben al klaar.
Ik ben klaar voor morgen.
Ik ben bijna klaar.
Ik ben klaar.
En dat is ... Ben je er klaar voor?
We zijn nog niet klaar.
- Alles is klaar.
- Alles is gereed.
De baby kon geboren worden.
- Het is klaar!
- Het is gedaan!
Ik ben bijna klaar.
Is het ontbijt klaar?
Het bad staat klaar.
"Ben je klaar?" "Integendeel, ik ben nog niet eens begonnen."
We zijn nog niet klaar.
- Laat me weten wanneer je klaar bent.
- Laat me maar weten wanneer je klaar bent.
Is het middageten klaar?
We moeten erop voorbereid zijn.
Zijn gezicht wordt wit om aan te geven dat hij er klaar voor is.
We zijn nog niet klaar.
Ik ben al klaar.
Ben je klaar om het slechte nieuws te horen?
Mijn werk is zo goed als klaar.
Is het avondeten klaar?
Het leven begint wanneer je klaar bent om het te leven.
Ik ben altijd klaar om je te helpen.
Het zal tussen vijf en tien jaar duren vooraleer de technologie klaar is.