Examples of using "Unwohl" in a sentence and their dutch translations:
- Hij voelde zich ongemakkelijk.
- Hij voelde zich niet lekker.
- Ik ben niet op mijn gemak.
- Het zit me niet lekker.
Ik voelde me echt niet lekker.
Soms glimlachen de mensen als ze zich niet goed voelen.
Tom ziet er wat oncomfortabel uit.