Examples of using "Münze" in a sentence and their dutch translations:
Geef me een munt.
De jongens vonden een geldstuk.
Tom vond een Romeinse munt.
Er viel een muntstuk uit zijn zak.
Er rolde een muntje van het bureau.
De munt is 99,999 procent goud.
- Ik heb een muntstuk op de stoep gevonden.
- Ik heb een geldstuk op het trottoir gevonden.
Tom toste het muntstuk en zei: „Kop of munt?”
Een zijde van een muntstuk noemt men "kop", de andere "munt".
- Ik heb een muntstuk op de stoep gevonden.
- Ik heb een geldstuk op het trottoir gevonden.