Translation of "Fiel" in Dutch

0.160 sec.

Examples of using "Fiel" in a sentence and their dutch translations:

- Tom fiel.
- Tom fiel hinunter.

Tom is gevallen.

Tom fiel.

Tom viel.

Ich fiel.

Ik viel.

- Tom fiel.
- Tom ist gefallen.
- Tom fiel hinunter.

Tom viel.

Paris fiel 1940.

Parijs viel in 1940.

- Ich fiel in den Pool.
- Ich fiel ins Becken.

Ik ben in het zwembad gevallen.

- Er fiel in den Fluss.
- Sie fiel in den Fluss.
- Es fiel in den Fluss.

- Ze viel in de rivier.
- Het viel in de rivier.
- Hij viel in de rivier.
- Hij is in de rivier terecht gekomen.
- Ze is in de rivier terecht gekomen.
- Hij is in de rivier gevallen.
- Ze is in de rivier gevallen.
- Het is in de rivier gevallen.

Es fiel ihnen schwer.

- Ze hadden het moeilijk.
- Zij hadden het moeilijk.
- Ze hebben het moeilijk gehad.
- Zij hebben het moeilijk gehad.

Die Antwort fiel leicht.

Het antwoord was gemakkelijk.

Er fiel vom Pferd.

Hij viel van het paard.

Mir fiel… …der Hai auf.

Ik zag de haai.

Sie fiel von der Leiter.

Ze viel van de ladder.

Sie fiel auf die Nase.

Ze viel op haar gezicht.

Er fiel rückwärts zu Boden.

- Hij viel achterover.
- Hij is achterover gevallen.

Er fiel in den Fluss.

- Hij viel in de rivier.
- Hij is in de rivier gevallen.

Gestern fiel ein leichter Regen.

Het motregende gisteren.

Sie fiel von der Treppe.

Ze viel van de trap.

Es fiel in den Fluss.

Het viel in de rivier.

- Tom fiel.
- Tom ist gefallen.

Tom viel.

- Wer fiel?
- Wer ist gefallen?

Wie viel?

Tom fiel beinahe in Ohnmacht.

Tom viel bijna flauw.

Tom fiel die Treppe herunter.

Tom viel van de trap.

- Ich fiel.
- Ich fiel hin.
- Ich stürzte.
- Ich bin hingefallen.
- Ich bin gestürzt.

Ik viel.

Dann rutschte ich aus und fiel.

Toen gleed ik uit en viel.

Ein trockenes Blatt fiel zu Boden.

Een dood blad viel op de grond.

Die Temperatur fiel um einige Grad.

De temperatuur daalde met enkele graden.

- Es ging kaputt.
- Es fiel auseinander.

Het brak.

Ihr fiel eine gute Lösung ein.

Ze heeft een goede oplossing bedacht.

Sie fiel auf sein Verhalten herein.

Ze viel voor zijn act.

Er fiel über Bord und ertrank.

Hij viel overboord en verdronk.

Tom fiel in einen tiefen Schlaf.

Tom viel in een diepe slaap.

Er fiel bei der Aufnahmeprüfung durch.

Hij faalde zijn toelatingsexamen.

Ihr fiel ein guter Plan ein.

Er schoot haar en goed plan te binnen.

Eine Münze fiel aus seiner Tasche.

Er viel een muntstuk uit zijn zak.

Ihm fiel eine gute Lösung ein.

- Hij heeft een goede oplossing bedacht.
- Hij bedacht een goede oplossing.

Aber vor allem eines fiel uns auf,

maar één ding viel ons vooral op

fiel mir eine Ecke im Haus auf,

merkte ik een hoek in haar huis op

Die Schauspielerin fiel rücklings von der Bühne.

- De actrice viel achteruit van het podium.
- De actrice viel achteruit van het toneel.

Einer der Äpfel fiel auf den Boden.

Een van de appels viel op de grond.

Der alte Mann fiel auf den Boden.

De oude man viel op de grond.

- Es regnete heftig.
- Es fiel heftiger Regen.

Het regende hard.

- Ich wurde ohnmächtig.
- Ich fiel in Ohnmacht.

Ik viel flauw.

- Weihnachten fiel in diesem Jahr auf einen Samstag.
- Der erste Weihnachtstag fiel in diesem Jahr auf einen Samstag.

Kerstmis viel dat jaar op zaterdag.

- Sie fiel herunter und brach sich das linke Bein.
- Sie fiel hinunter und brach sich das linke Bein.

Ze viel naar beneden en brak haar linkerbeen.

1814 fiel die endgültige Verteidigung der französischen Hauptstadt

In 1814 viel de laatste verdediging van de Franse hoofdstad in handen van de troepen onder Mortier

Und als das Ding fiel, erschreckte das Tier.

En dat snel vallende ding schrikt dat dier af.

- Paris kapitulierte im Jahre 1940.
- Paris fiel 1940.

- Parijs gaf zich over in 1940.
- Parijs viel in 1940.

Die Stadt fiel in die Hände des Feindes.

De stad viel in de handen van de vijand.

Der Premierminister fiel in die Donau und ertrank.

De minister-president viel in de Donau en verdronk.

Es fiel mir wie Schuppen von den Augen.

De schellen zijn van mijn ogen gevallen.

Es fiel Tom schwer, die Tabletten zu schlucken.

- Tom had moeite de pillen te slikken.
- Tom vond het moeilijk de pillen te slikken.

Sie fiel wegen der schlechten Luft in Ohnmacht.

Zij viel flauw vanwege de slechte lucht.

Maria fiel hin und brach sich die Beine.

Marieke viel en brak zich een been.

Er fiel und hat sich seinen Knöchel verstaucht.

Hij viel en verzwikte zijn enkel.

Der baufällige Turm fiel krachend in sich zusammen.

De vervallen toren stortte met lawaai in elkaar.

- Der Alte ist auf den Boden gefallen.
- Der alte Mann fiel zu Boden.
- Der alte Mann fiel auf den Boden.

- De oude man viel op de grond.
- De oude man is op de grond gevallen.

So fiel ich hin und ich saß bei ihm,

Dus ik viel voorover en zat daar met hem,

Sie fiel hin und brach sofort in Tränen aus.

Ze viel en begon onmiddellijk te wenen.

Plötzlich fiel die Tür mit einem lauten Geräusch zu.

De deur viel plots dicht met veel lawaai.

Mir fiel der Name des Ortes nicht mehr ein.

Ik kon me de naam van die plek niet meer herinneren.

Die Säule neigte sich nach rechts und fiel um.

De zuil helde over naar rechts en viel.

Als ich sie kennenlernte, fiel mir das Wort "Saustall" ein,

Ik dacht aan het woord 'zwijnenstal' toen ik haar ontmoette,

Als sie die furchtbare Nachricht hörte, fiel sie in Ohnmacht.

Toen ze het verschrikkelijke nieuws hoorde, viel ze in zwijm.

Tom fiel die Treppe hinab und stieß sich den Kopf.

Tom viel van de trap af en stootte zijn hoofd.

- Tom wurde ohnmächtig.
- Tom fiel in Ohnmacht.
- Tom wurde bewusstlos.

- Tom werd bewusteloos.
- Tom viel flauw.

Sie verletzte sich am Fuß, als sie vom Fahrrad fiel.

Ze heeft haar voet bezeerd toen ze van haar fiets viel.

- Als ich aufwachte, schneite es.
- Als ich aufwachte, fiel Schnee.

Toen ik wakker werd, sneeuwde het.

Tom fiel von der Leiter und brach sich beide Arme.

Tom viel van een ladder en brak beide armen.