Examples of using "Hawaii" in a sentence and their dutch translations:
- Zijt ge al eens op Hawaï geweest?
- Hebt ge Hawaï al eens bezocht?
- Zijt ge al eens op Hawaï geweest?
- Hebt ge Hawaï al eens bezocht?
Hawaï is een paradijs op aarde.
Hawaï is een populaire toeristische bestemming.
In de volgende lente wil ik naar Hawaï.
van San Francisco naar Hawaï.
Ik zou ook wel eens naar Hawaï willen.
Hawaï is een paradijs op aarde.
- Zijt ge al eens op Hawaï geweest?
- Hebt ge Hawaï al eens bezocht?
Er is geen bier op Hawaï.
- We verbleven in Hawaï met Kerstmis.
- We zijn met Kerstmis in Hawaï gebleven.
In de volgende lente wil ik naar Hawaï.
Volgende zomer wil ik naar Hawaï.
- Ik wil volgend voorjaar naar Hawaï.
- In de volgende lente wil ik naar Hawaï.
Ze is een paar keer naar Hawaï geweest.
Ik zou ook wel eens naar Hawaï willen.
Ik ga bij mijn tante op Hawaï logeren.
Op Hawaï kan men het hele jaar door in de zee baden.
De administratie besliste de zetel van de firma te verplaatsen naar Hawaï.
Ik ga komende week naar Hawaï, dus moet ik bij de bank wat yens wisselen voor dollars.