Translation of "Gewesen" in Dutch

0.016 sec.

Examples of using "Gewesen" in a sentence and their dutch translations:

Ihr seid wunderschön gewesen.

- Je was fantastisch.
- U was fantastisch.
- Jullie waren fantastisch.

Sie sind enttäuscht gewesen.

Ze waren teleurgesteld.

Wo ist Tom gewesen?

Waar is Tom geweest?

Bist du seither hier gewesen?

Ben je sindsdien hier nog geweest?

Ich bin in Kanada gewesen.

Ik was in Canada.

Das ist immer so gewesen.

- Dat is altijd zo geweest.
- Zo is dit altijd geweest.

Ich bin in Boston gewesen.

Ik was in Boston.

Bist du dort oft gewesen?

Ben je daar vaak geweest?

Bist du beim Doktor gewesen?

Zijt ge naar de dokter geweest?

- Jemand ist in meinem Zimmer gewesen.
- Es ist einer in meinem Zimmer gewesen.

- Iemand is in mijn kamer geweest.
- Er is iemand in mijn kamer geweest.

- Wo warst du?
- Wo wart ihr?
- Wo bist du gewesen?
- Wo sind Sie gewesen?
- Wo waren Sie?
- Wo seid ihr gewesen?

Waar waren jullie?

- Wo warst du?
- Wo wart ihr?
- Wo bist du gewesen?
- Wo seid ihr gewesen?

- Waar waren jullie?
- Waar was je?

Die Feldflasche wäre besser geeignet gewesen.

Die thermos was een veel betere methode geweest.

Rate mal, wo ich gewesen bin.

Raad eens waar ik geweest ben?

Man sagt, Homer sei blind gewesen.

Men zegt dat Homerus blind was.

Bist du jemals in Paris gewesen?

- Ben je al eens in Parijs geweest?
- Ben je ooit in Parijs geweest?
- Ben je ooit naar Parijs geweest?

Ich bin dutzende Male dort gewesen.

- Ik ben daar tientallen keren geweest.
- Ik ben daar tientallen keren heen gegaan.

Wann bist du in London gewesen?

Wanneer was je in Londen?

Schon oft bin ich alleine gewesen.

Ik ben heel vaak alleen geweest.

Ich bin zweimal in Paris gewesen.

Tweemaal ben ik in Parijs geweest.

Jemand ist in meinem Zimmer gewesen.

- Iemand is in mijn kamer geweest.
- Er is iemand in mijn kamer geweest.

Sie ist dreimal in Frankreich gewesen.

Zij is drie keer naar Frankrijk gegaan.

Tom ist gut zu mir gewesen.

Tom was aardig tegen mij.

Sie schien krank gewesen zu sein.

Zij is kennelijk ziek geweest.

Ist der Briefträger schon da gewesen?

- Is de postbode al gekomen?
- Is de postbode al geweest?

Wann ist sie beim Arzt gewesen?

Wanneer is ze bij de dokter geweest?

Bist du lange in Boston gewesen?

Ben je lang in Boston geweest?

Ratet mal, wo ich gewesen bin!

Raad eens waar ik geweest ben?

- Bist du jemals in Hawaii gewesen?
- Sind Sie jemals in Hawaii gewesen?
- Seid ihr jemals in Hawaii gewesen?
- Warst du schon einmal auf Hawaii?

- Zijt ge al eens op Hawaï geweest?
- Hebt ge Hawaï al eens bezocht?

Dass du immer in Fülle gewesen bist,

dat je altijd vervuld was

Als sei sie zu 100 % stubenrein gewesen,

alsof ze honderd procent zindelijk was,

Dort scheint ein Fehler gewesen zu sein.

Het lijkt erop dat er een fout is gemaakt.

Ich bin niemals in den Staaten gewesen.

Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.

Ich bin zwei Mal in London gewesen.

Ik ben tweemaal in Londen geweest.

Wo bist du die ganze Zeit gewesen?

Waar ben je al die tijd geweest?

- Ich bin beschäftigt gewesen.
- Ich war beschäftigt.

Ik was bezig.

- Wo wart ihr?
- Wo seid ihr gewesen?

Waar waren jullie?

Ich bin fünfzehn Jahre lang Lehrer gewesen.

Ik ben 15 jaar lang leraar geweest.

Ich war ihm immer herzlich egal gewesen.

Hij heeft nooit veel van mij gehouden.

Tom wäre sehr stolz auf dich gewesen!

Tom zou erg trots op je geweest zijn.

Seitdem ist Tom nicht mehr hier gewesen.

Tom is sindsdien niet meer hier geweest.

Ich bin noch nie in Hiroshima gewesen.

Ik ben nooit in Hiroshima geweest.

Wann bist du in New York gewesen?

Wanneer zijt ge in New York geweest?

Ich war immer auf einer Privatschule gewesen.

Ik ben altijd naar een privé-school geweest.

Tom ist noch nicht immer so gewesen.

Tom was niet altijd zo.

- Wo warst du?
- Wo bist du gewesen?

Waar ben je geweest?

Ich weiß, dass Tom krank gewesen ist.

Ik weet dat Tom ziek is.

Ich bin noch nie im Ausland gewesen.

Ik ben nog nooit in het buitenland geweest.

Du bist drei Mal in London gewesen.

Je bent drie keer in Londen geweest.

- Wo war Tom?
- Wo ist Tom gewesen?

- Waar was Tom?
- Waar is Tom geweest?

Tom ist diverse Male in Boston gewesen.

Tom is diverse keren in Boston geweest.

- Mir ist, als wäre es erst gestern gewesen.
- Ich erinnere mich daran, als ob es gestern gewesen wäre.

Ik herinner het mij alsof het gisteren was.

Die zuvor für unsere Haustiere reserviert gewesen war.

die we voorheen alleen aan onze gezelschapsdieren gaven.

Tom ist schon lange nicht mehr krank gewesen.

Tom is al lang niet meer ziek geweest.

Bist du vorher schon Mal in Italien gewesen?

Zijt ge vroeger al in Italië geweest?

Tom ist eigentlich noch nicht in Boston gewesen.

Tom is eigenlijk nog niet in Boston geweest.

Ich bin noch nie in einem Flugzeug gewesen.

- Ik heb nog nooit op een vliegtuig gezeten.
- Ik ben nog nooit in een vliegtuig geweest.
- Ik heb nog nooit in een vliegtuig gezeten.

Er scheint sehr lange krank gewesen zu sein.

Hij schijnt lange tijd ziek te zijn geweest.

Er ist für mich wie ein Vater gewesen.

Hij is voor mij als een vader geweest.

Sie sagte mir, ihre Mutter sei Ärztin gewesen.

Ze vertelde me dat haar moeder dokter was geweest.

Ich bin mit meinem Bruder im Kino gewesen.

Ik ging naar de bioscoop met mijn broer.

Tom sagte, dass er vorher hier gewesen ist.

Tom zei dat hij hier al eens geweest is.

Tom ist letztes Wochende auf einer Familienwiedervereinigung gewesen.

Tom is afgelopen weekend naar een familiereünie geweest.

Tom ist faul und ist es immer gewesen.

Tom is lui en is altijd zo geweest.

Sind Sie schon einmal in der Oper gewesen?

Bent u ooit naar de opera geweest?

Seid ihr schon einmal in der Oper gewesen?

Zijn jullie ooit naar de opera geweest?

Bist du schon einmal in der Oper gewesen?

Ben je ooit naar de opera geweest?

- Er war noch nie im Ausland.
- Er ist nie im Ausland gewesen.
- Er ist noch nie im Ausland gewesen.

Hij is nooit in het buitenland geweest.

Es klingt vielleicht, als sei er übermäßig dramatisch gewesen,

Hij leek misschien wat overdreven dramatisch,

Ein gefürchteter Wikinger gewesen, bevor er christlicher König wurde.

een gevreesde Viking geweest voordat hij een christelijke koning werd.

Sie sah aus, als wäre sie lange krank gewesen.

Ze zag eruit alsof ze lange tijd ziek geweest was.