Translation of "Warst" in Dutch

- Warum warst du da?
- Warum warst du dort?

- Waarom was je daar?
- Waarom was u daar?
- Waarom waren jullie daar?

Warst du glücklich?

Was je gelukkig?

Du warst glücklich.

- Je was gelukkig.
- Jullie waren gelukkig.
- U was gelukkig.

Du warst großartig!

- Je was geweldig.
- U was geweldig.
- Jullie waren geweldig.

Du warst schwanger.

Je was zwanger.

Du warst perfekt.

Je was perfect.

Du warst eifersüchtig.

- Je was jaloers.
- Jullie waren jaloers.

Du warst müde.

- Je was moe.
- U was moe.

Warst du beschäftigt?

Was je bezig?

Warst du dort?

Was je daar?

Warst du eingeladen?

Was je uitgenodigd?

Warst du nervös?

Was jij nerveus?

Du warst beschäftigt.

- Je had het druk.
- Je was druk bezig.

- Wo warst du denn?
- Wo warst du denn dann?

- Waar was je toch?
- Waar waart ge toch?

- Ach, du warst beim Friseur.
- Oh, du warst beim Friseur.

Oh, je bent naar de kapper geweest.

Wo warst du denn?

- Waar was je toch?
- Waar waart ge toch?

Du warst mein Freund.

Je was mijn vriend.

Wo warst du gestern?

Waar ben je gisteren geweest?

Du warst sehr verärgert.

Je was erg boos.

Und wo warst du?

En waar was jij?

Warst du nicht müde?

- Was u niet moe?
- Was je niet moe?
- Waren jullie niet moe?

Warst du beim Haareschneider?

Ben je naar de kapper geweest?

Warst du es, Tom?

Was jij het, Tom?

Du warst eifersüchtig, stimmt's?

Je was jaloers, nietwaar?

Vielleicht warst du das.

Misschien was jij het.

Du warst ziemlich durcheinander.

Je was nogal overstuur.

- Warst du gestern Abend zu Hause?
- Warst du gestern Abend zuhause?

Waart gij gisteravond thuis?

- Warst du jemals im Ausland?
- Warst du schon mal im Ausland?

Ben je ooit in het buitenland geweest?

- Warst du schon einmal in Okinawa?
- Warst du schon einmal auf Okinawa?

Ben je ooit in Okinawa geweest?

- Wo warst du letzte Nacht?
- Wo warst du in der letzten Nacht?

Waar was je de vorige nacht?

Warst du mal ernsthaft krank?

Heb je ooit een ernstige ziekte gehad?

Warst du gestern Abend müde?

Was je gisteravond moe?

Wo warst du letzte Nacht?

Waar was je de vorige nacht?

Oh, du warst beim Friseur.

Oh, je bent naar de kapper geweest.

Warst du jünger als Ellen?

Was jij jonger dan Ellen?

Warst du gestern zu Hause?

Was je gisteren thuis?

Warst du niemals in Paris?

Bent u nooit naar Parijs geweest?

Du warst für mich bestimmt.

- Je was voor mij bestemd.
- Je bent voor mij bestemd.

Warst du jemals in Paris?

Ben je ooit in Parijs geweest?

Ach, du warst beim Friseur.

Oh, je bent naar de kapper geweest.

Warst du jemals im Ausland?

Ben je ooit in het buitenland geweest?

Wo warst du diese Woche?

Waar was je deze week?

Warst du schon einmal Soldat?

Was je al eens soldaat?

- Du warst gar nicht so schlecht.
- So schlecht warst du nun auch nicht.

Zo slecht was je nu ook niet.

- Wo zur Hölle warst du gestern Nacht?
- Wo warst du letzte Nacht, verdammt noch mal?
- Wo zum Teufel warst du gestern Nacht?

- Waar was je gisternacht in hemelsnaam?
- Waar was je in godsnaam gisternacht?

- Warst du zu diesem Zeitpunkt in der Schule?
- Warst du dann in der Schule?

Was je toen op school?

- Aus welchem Grund warst du dort?
- Warum warst du da?
- Warum waren Sie dort?

- Waarom was je daar?
- Waarom was u daar?
- Waarom waren jullie daar?

Warst du schon einmal in Amerika?

- Zijt ge al eens in Amerika geweest?
- Was je ooit al in Amerika?

Warst du schon einmal in Mexiko?

Ben je ooit in Mexico geweest?

Warst du schon einmal auf Hokkaido?

Ben je ooit naar Hokkaido geweest?

Warst du schon einmal in Deutschland?

Was je al ooit in Duitsland?

- Waren Sie nervös?
- Warst du nervös?

- Was u nerveus?
- Was u zenuwachtig?
- Waren jullie zenuwachtig?
- Waren julie nerveus?
- Was jij nerveus?
- Was jij zenuwachtig?

Warst du schon einmal in Boston?

Ben je ooit naar Boston geweest?

Warst du schon einmal auf Hawaii?

- Zijt ge al eens op Hawaï geweest?
- Hebt ge Hawaï al eens bezocht?

Warst du voriges Jahr in Hokkaido?

- Is hij in Hokkaido geweest vorig jaar?
- Was je vorig jaar in Hokkaido?

Warst du schon mal im Ausland?

Ben je ooit in het buitenland geweest?

Warst du schon einmal in Okinawa?

Ben je ooit in Okinawa geweest?

Warst du gestern Abend zu Hause?

Waart gij gisteravond thuis?

Du warst gar nicht so schlecht.

Zo slecht was je nu ook niet.

Warst du schon einmal in Skandinavien?

Ben je ooit in Scandinavië geweest?

- Wo zur Hölle warst du gestern Nacht?
- Wo warst du letzte Nacht, verdammt noch mal?

- Waar was je gisternacht in hemelsnaam?
- Waar was je in godsnaam gisternacht?

- Sie waren nicht dort.
- Ihr wart nicht dort.
- Du warst nicht dort.
- Du warst nicht da.

Jij was er niet.

Warum warst du die ganze Zeit still?

Waarom was je de hele tijd stil?

Wie oft warst du schon in Europa?

Hoeveel keer ben je in Europa geweest?

Du warst gestern nicht in der Schule.

- Gisteren was u niet op school.
- Je was niet op school gisteren.

Warst du gestern Nachmittag in der Bibliothek?

Was je gisterenmiddag in de bibliotheek?