Translation of "Hättest" in Dutch

Du hättest ertrinken können!

Je had kunnen verdrinken!

- Du hättest mir zuhören sollen.
- Du hättest auf mich hören sollen.

- Ge hadt naar mij moeten luisteren.
- Je had naar mij moeten luisteren.

Du hättest mir zuhören sollen.

Ge hadt naar mij moeten luisteren.

Was hättest du tun können?

Wat zou je kunnen hebben gedaan?

Du hättest früher kommen sollen.

Was je nou maar eerder gekomen.

Du hättest fleißiger üben sollen.

Je had harder moeten oefenen.

- Du hättest ihren Warnungen Gehör schenken sollen.
- Du hättest auf ihre Warnung hören sollen.

- Je had naar haar waarschuwing moeten luisteren.
- Je had naar zijn waarschuwing moeten luisteren.

Aber du hättest einen Fehler gemacht.

Maar je hebt het mis.

Hättest du nicht Lust aufs Kino?

Je hebt toevallig geen lust om naar de bioscoop te gaan?

Du hättest es besser wissen müssen.

Je zou beter moeten weten.

Ohne seine Hilfe hättest du versagt.

Je zou zonder zijn hulp hebben gefaald.

Das hättest du eher sagen sollen.

- Ge hadt dat vroeger moeten zeggen.
- Je had dat eerder moeten zeggen.

Du hättest es geheim halten sollen.

Jullie hadden het geheim moeten houden.

Du hättest seinen Rat annehmen sollen.

Je had zijn advies moeten aannemen.

Du hättest den Mund halten sollen!

Je had je mond moeten houden.

Du hättest die Wahrheit sagen sollen.

- Je had haar de waarheid moeten vertellen.
- Je had de waarheid moeten zeggen.

Das hättest du nicht machen sollen.

Je had dat niet moeten doen.

Du hättest das nicht tun sollen.

Je had dat niet moeten doen.

Du hättest nur zu fragen brauchen.

Je had het alleen maar hoeven te vragen.

Du hättest mich sofort anrufen sollen.

Je had me direct moeten bellen.

Du hättest sein Gesicht sehen sollen.

- Je had zijn gezicht moeten zien.
- Je had z'n gezicht moeten zien.

Du hättest Marias Gesichtsausdruck sehen sollen.

Je had Maria's gezicht moeten zien.

Du hättest mir die Wahrheit sagen sollen.

Je had me de waarheid moeten zeggen.

Du hättest dich dem Mädchen vorstellen sollen.

Je had je aan het meisje moeten voorstellen.

Du hättest es mir früher sagen müssen.

Je had het me eerder moeten laten weten.

Ich wünschte, du hättest mir das gesagt.

Ik wou dat je mij dat had verteld.

Das hättest du mir gestern sagen sollen.

Je had me dat gisteren moeten vertellen.

Du hättest auf ihre Warnung hören sollen.

Je had naar haar waarschuwing moeten luisteren.

Du hättest ihr die Wahrheit sagen sollen.

- Je had haar de waarheid moeten vertellen.
- Je had hem de waarheid moeten zeggen.

Du hättest nicht so früh kommen müssen.

Je had niet zo vlug moeten klaarkomen.

Du hättest mir das gestern sagen sollen!

Dat had je me gisteren moeten vertellen!

- Du hättest alle Türen abschließen oder zumindest schließen sollen.
- Du hättest alle Türen abschließen oder wenigstens zumachen sollen.

Je had alle deuren op slot of tenminste dicht moeten doen.

Du hättest ihm bei seiner Arbeit helfen sollen.

Je had hem met zijn werk moeten helpen.

Hättest du nicht Lust, mit mir zu tanzen?

Waarom komt u niet met me dansen?

- Du hättest ertrinken können!
- Sie hätten ertrinken können!

Je had kunnen verdrinken!

Das hättest du mir wirklich früher sagen sollen.

Dit had je me echt eerder moeten zeggen.

Du hättest mir im Voraus Bescheid geben sollen.

Je had me dat vooraf moeten vertellen.

Hättest du etwas dagegen, wenn ich dich begleitete?

Hebt ge er iets tegen dat ik u vergezel?

Ich finde, das hättest du nicht tun sollen.

Ik denk dat je dat niet had moeten doen.

Du hättest mir das wirklich vorher sagen müssen.

Dit had je me echt eerder moeten zeggen.

Das Bild war großartig. Du hättest es sehen müssen.

De foto was prachtig. Je had hem moeten zien.

Du siehst aus, als hättest du nicht genug geschlafen.

Je ziet eruit alsof je niet genoeg geslapen hebt.

Du hättest das nicht ohne meine Erlaubnis tun sollen.

Je had het niet moeten doen zonder mijn toestemming.

Daran hättest du denken sollen, bevor du sie schwängertest.

Daaraan had je moeten denken vooraleer je haar zwanger maakte.

Du hättest alle Türen abschließen oder zumindest schließen sollen.

Je had alle deuren op slot of tenminste dicht moeten doen.

Du hättest mir früher von dem Problem erzählen sollen.

Jij had me eerder van het probleem vertellen moeten.

Du hättest mir eher von dem Problem erzählen sollen.

Je had me eerder moeten vertellen over het probleem.

- Was möchtest du haben?
- Was hättest du denn gern?

Wat wil je hebben?

- Du hättest dich selbst vorstellen sollen.
- Du hättest dich vorstellen sollen.
- Ihr hättet euch vorstellen sollen.
- Sie hätten sich vorstellen sollen.

Je had je moeten voorstellen.

Angenommen du hättest zehn Millionen Yen, was würdest du machen?

Veronderstel dat ge tien miljoen yen zoudt hebben, wat zoudt ge doen?

Das hättest du mir vor langer Zeit schon sagen sollen!

Je had me dat lang geleden moeten vertellen.

Mit etwas mehr Geduld hättest du das Puzzle lösen können.

Met een beetje meer geduld zou je deze puzzel opgelost kunnen hebben.

Was würdest du machen, wenn du eine Million Dollar hättest?

Wat zoudt gij doen als ge een miljoen dollar zoudt hebben?

- Du hättest das machen können.
- Du könntest es getan haben.

Je had het kunnen doen.

Du hättest ihren Gesichtsausdruck sehen sollen, als sie es erfuhr!

Je had haar gezicht moeten zien toen ze erachter kwam.

Du hättest Toms Gesichtsausdruck sehen sollen, als er es erfuhr!

Je had Toms gezicht moeten zien toen hij erachter kwam.

- Du hättest es besser wissen müssen.
- Ihr hättet es besser wissen müssen.
- Sie hätten es besser wissen sollen.
- Das hättest du besser wissen müssen.

Je zou beter moeten weten.

Wenn du eine Millionen Yen hättest, was würdest du damit machen?

Stel dat je een miljoen yen hebt, wat zou je daarmee gaan doen?

- Hättest du Lust auf ein Spiel?
- Möchtest du gerne etwas spielen?

Heb je zin in een spelletje?

Hättest du nicht derart viel gegessen, wärest du jetzt nicht so müde.

Als je niet zoveel had gegeten zou je nu ook niet zo slaperig zijn.

- Ich wusste, dass du Hunger hättest.
- Ich wusste, dass ihr Hunger hättet.

Ik wist dat je honger zou hebben.

Wenn du meinen Rat befolgt hättest, wärst du jetzt nicht in Schwierigkeiten.

Hadt ge mijn raad gevolgd, dan zoudt ge niet zo in de problemen geraakt zijn.

Du hättest ihren Gesichtsausdruck sehen sollen, als ich es ihr gesagt habe.

Je had haar gezicht moeten zien toen ik het haar vertelde.

Hättest du die andere Richtung nach Osten gewählt, wären wir Richtung Ausgangspunkt zurückgegangen.

Als we de andere kant op waren gegaan... ...zouden we uit zijn gekomen waar we zijn begonnen.

- Hättest du Lust, einen Spaziergang zu machen?
- Würden Sie gerne einen Spaziergang machen?

Wil je wandelen?

Du hattest mir gesagt, du hättest einen schönen Arsch. War das dann irreführende Werbung?

Jij zei me, dat je een mooi achterwerk hebt. Is dat dan misleidende reclame?

- Nehmen wir einmal an, Sie hätten recht.
- Nehmen wir einmal an, du hättest recht.

Laten we aannemen dat je gelijk hebt.

- Du hättest dich vorstellen sollen.
- Ihr hättet euch vorstellen sollen.
- Sie hätten sich vorstellen sollen.

Je had je moeten voorstellen.

Du hättest mich nur fragen müssen; dann hätte ich dir das Geld geliehen, das du brauchtest.

Je had het enkel hoeven vragen en ik had je zoveel geld geleend als je nodig had.

Hast du übrigens den Schirm, von dem du neulich sagtest, dass du ihn verloren hättest, wiedergefunden?

Apropos, heb je de paraplu weergevonden waarvan je onlangs zei dat je hem verloren had?