Examples of using "Zuhören" in a sentence and their dutch translations:
Luister, iedereen!
Je moet luisteren.
Je moet luisteren.
Ik zal luisteren.
Tom zal luisteren.
Dank je voor het luisteren.
We kunnen horen.
- Bedankt voor het luisteren!
- Bedankt om te luisteren!
- Dank u voor het luisteren!
Luister, iedereen.
Ge hadt naar mij moeten luisteren.
We moeten opletten en luisteren.
Vertel me jouw verhaal. Ik ben een en al oor.
Luister, iedereen!
- Ge hadt naar mij moeten luisteren.
- Je had naar mij moeten luisteren.
Hij deed alsof hij niet luisterde.
Het heeft geen zin met haar te praten. Ze luistert niet naar je.
Als je minder zou praten en meer zou luisteren kun je misschien iets leren.
Hij deed alsof hij niet luisterde.
Vertel me jouw verhaal. Ik ben een en al oor.