Examples of using "„ah" in a sentence and their dutch translations:
Man.
Ratten, kijk.
- Zeg "ahhh"!
- Zeg eens "ah!"
Ah, zitten!
Ratten, kijk.
Een oud vat.
Het is koud.
"Ah!" is een uitroep.
Ha! Dank u, liefste.
Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?
Ah, dat is veel beter.
Ah, de bus is er.
Dit is ongelooflijk.
Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?
Heej, ik heb zojuist een goed idee gekregen.
Het fantastische geluid... ...van eten dat wordt bereid.
En kijk... ...een streep licht daarboven.
Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.
Ah, nu herinner ik het mij. Ik gebruikte een condoom; iets dat ik zelden, of juister gezegd bijna nooit doe.
"Waarom is het toch dat je altijd maar één sok van een paar verliest?" "Als je ze allebei verliest merk je niet dat je ze kwijt bent." "Ah, natuurlijk."
Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.
„Oké, dus gister heb ik die kerel ontmoet die ik kende van het internet.” „Die ene Tom waar je het altijd over hebt?” „Ja, die ja.” „En? Hoe was het?” „Hij was niet zo knap als ik had gehoopt.”