Examples of using "Wieder" in a sentence and their dutch translations:
Kom opnieuw.
- U weer?
- Jullie weer?
- U weer?
- Jij weer?
- Jullie weer?
- Het regent weer!
- Het is weer aan het regenen!
- Alweer?
- Weeral?
Nooit weer.
Kom terug.
Nooit meer!
- Tom hoestte opnieuw.
- Tom hoestte nogmaals.
Kom morgen maar eens terug.
Hij heeft zich hersteld.
Doe dat nooit meer!
Heeft hij opnieuw gefaald?
- Het is weer aan het regenen.
- Het is weer aan het regenen!
Jij weer?
Geen alcohol meer!
Kom hier terug.
Nooit meer oorlog!
- Het sneeuwt weer.
- Het is weer aan het sneeuwen.
- Tom hielp weer.
- Tom heeft weer geholpen.
- Het is weer aan het regenen.
- Het is weer aan het regenen!
Het is weer herfst.
U weer?
Ik kom terug.
Alweer vis?
Kom terug, alsjeblieft.
Kom terug, alsjeblieft.
Kom hier nooit meer terug!
Dat doe ik nooit meer.
- Ga maar gewoon naar bed.
- Ga nou maar naar bed.
Ga terug aan het werk.
Ga terug aan het werk.
Ik kom vanavond terug.
Het is weer volle maan.
Ze zijn herenigd.
stuurde hij nog een bericht.
Meteen weer naar beneden.
Eindelijk werkt het weer.
Ik ben er weer!
Ga terug naar bed.
Tom is weer hier.
Ik ben weer thuis.
- Het sneeuwt weer.
- Het is weer aan het sneeuwen.
Ga terug naar buiten.
Vandaag regent het weer.
Ik kom terug. Ik beloof het.
- Ik ben zo terug.
- In twee tellen ben ik terug.
Daar ben ik weer.
Tom is hertrouwd.
Weer een dag verloren!
Heeft hij opnieuw gefaald?
Kom terug.
Kom morgen terug.
Ik ben zo terug.
Minirokjes zijn weer in de mode.
Ze kwam nooit meer het huis naar binnen.
Ik zal het nooit meer doen.
- Hij is weer begonnen met drinken.
- Zij is weer begonnen met drinken.
- Ik wil u niet meer zien!
- Ik wil je niet meer zien.
Ik zal het nooit meer doen.
Ik wil je nooit meer zien.
Hun gedrag verrast me steeds weer.
...en vullen het.
...en dit tegengif aanvullen.
en probeerde om het opnieuw aan elkaar te tapen,
En dan... Terug voor meer.
...en de antistoffen aanvullen.
op de Spanjaarden.
Zullen die haaien terugkomen?
Keer op keer ontwijken ze haar.
Hij zal snel beter worden.
Doe dat nooit meer!
Hij is alweer verdwenen.
Hij verrast mij telkens weer.
Wanneer zien we elkaar weer?