Examples of using "Visa" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb een visum.
Ik heb een visum.
Ik heb een toeristenvisum.
Ze richtte op het doel.
Ik heb een visa aangevraagd.
Aanvaardt u Visa?
Aanvaardt u Visa?
Ik betaal met mijn Visa-kaart
Ik heb een toeristenvisum.
Ik smeek u, geef me alstublieft een visum.
Ik heb een visa nodig om dat land binnen te komen.
Ze richtte op het doel.
Je kan alleen naar China komen als je een visum hebt.
Ik had een geldig visum, dus mocht ik het land binnen.