Translation of "Venir " in Dutch

Tu veux venir ?

Wil je meekomen?

- Pourquoi ne peux-tu venir ?
- Pourquoi ne peux-tu pas venir ?

- Waarom kunt ge niet komen?
- Waarom kan je niet komen?
- Waarom kunnen jullie niet komen?
- Waarom kunt u niet komen?

La police doit-elle venir ?

Zal de politie komen?

À quelle heure dois-je venir ?

Hoe laat moet ik komen?

À quelle heure peux-tu venir ?

- Wanneer kunt ge komen?
- Hoe laat kun je komen?

Vous a-t-on dit quand venir ?

Is je verteld wanneer je moet komen?

- Eh bien ? Tu vas venir ?
- Alors ? Viendras-tu ?

- Dus? Ga je mee?
- Dus? Kom je?

Quel dommage que vous ne puissiez pas venir !

Wat jammer dat jullie niet kunnen komen!

- La Police viendra-t-elle ?
- La police doit-elle venir ?

Zal de politie komen?

Connais-tu la raison pour laquelle elle n'a pas pu venir ?

Weet gij wat haar verhinderd heeft om te komen?

- À quelle heure peux-tu venir ?
- À quelle heure pouvez-vous venir ?

- Hoe laat kun je komen?
- Hoe laat kunt u komen?
- Hoe laat kunnen jullie komen?

- À quelle heure peux-tu venir ?
- À quelle heure peux-tu venir ?

- Om hoe laat kunt ge komen?
- Tegen welk uur kunt ge komen?
- Hoe laat kun je komen?

- À quelle heure peux-tu venir ?
- À quelle heure pouvez-vous venir ?
- À quelle heure peux-tu venir ?

- Om hoe laat kunt ge komen?
- Tegen welk uur kunt ge komen?
- Hoe laat kun je komen?
- Hoe laat kunt u komen?
- Hoe laat kunnen jullie komen?