Examples of using "Peux" in a sentence and their dutch translations:
Kan je me helpen?
Kan je komen?
Ik kan niet meer!
Je mag vertrekken.
Ik kan.
- Ik kan op u wachten.
- Ik kan op je wachten.
- Ik kan op jullie wachten.
- Ik kan je helpen.
- Ik kan jullie helpen.
- Ik kan u helpen.
Ik kan het.
- Kun je het verzenden?
- Kun je dat leveren?
Kan je morgen komen?
Ik kan het wel aan.
Kan je het vinden?
Ik kan niet meer!
- Ik kan je beschermen.
- Ik kan u beschermen.
- Ik kan jullie beschermen.
Ik kan het proberen.
Kan je morgen komen?
Ik kan niet meer!
Ik kan springen.
- Ik kan lopen.
- Ik kan rennen.
Ik kan je helpen.
U hebt het woord.
Kan je me het leren?
Je kunt binnenkomen.
Ik kan liefhebben.
Ik kan wachten.
Ik kan lopen.
Kun je het spellen?
Dat moet jij nodig zeggen!
Ik kan overleven.
Kun je antwoorden?
Kun je verder gaan?
Je kan helpen.
Ik kan helpen.
Ik kan komen.
- Ik kan uitleggen.
- Ik kan het uitleggen.
Ik kan blijven.
Ik kan het brengen.
Ik kan dat uitleggen.
Kan je lezen?
Kan je lopen?
- Kan ik het proberen?
- Mag ik het proberen?
Ik kan rijden.
- Je mag gaan.
- Je kunt beginnen.
- Je mag vertrekken.
Kan je me helpen?
Kan je naaien?
Kan je zien?
Je kan gaan zitten.
Ik kan winnen.
Kan je me helpen?
Ik kan het.
Ik kan veranderen.
- Kun je het samenvatten?
- Kan je het samenvatten?
- Ik kan delen.
- Ik mag delen.
Ik kan lezen.
Kun je ademen?
Ik kan me daar niet in betrekken.
Kon je me dat niet laten doen?
Ik kan alleen overleven.
- Ik kan het niet.
- Ik kan niet.
Kan je Arabisch lezen?
Je kunt komen.
- Ik kan het niet begrijpen.
- Ik kan het niet verstaan.
Ik kan het.
Schat, ik kan het uitleggen.
Kun je dat per e-mail sturen?
Kun je een paar voorbeelden geven?
Ik kan je niet helpen.
- Mag ik je temperatuur controleren?
- Mag ik uw temperatuur controleren?
- Kunt u me helpen?
- Kan je me helpen?
- Kunt u mij helpen?
Ik kan niet gaan.