Examples of using "Pâle" in a sentence and their dutch translations:
Tom ziet er bleekjes uit.
Maria was lijkbleek.
Je ziet er bleek uit.
Hij ziet er bleek uit.
Je gezicht is bleek.
Je ziet wat witjes vandaag.
- Ge ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet wat bleekjes vandaag.
- Ge ziet er heel bleek uit.
- Je ziet er erg bleek uit.
Je ziet er zo bleek uit.
Het meisje zag er zo bleek uit.
- Ge ziet er heel bleek uit.
- Je ziet er erg bleek uit.
Ze werd bleek toen ze het nieuws hoorde.
Toen hij dat hoorde, werd hij bleek.
Toms gezicht is erg bleek.
- Je bent zo wit als een laken.
- U bent zo bleek als een laken.
Ik was met ziekteverlof.
Je gezicht ziet er bleekjes uit, is alles goed? Is het misschien niet verstandig om naar het ziekenhuis te gaan?
Haar gelaat was lijkbleek.
Alleen iemand die nooit in de zon heeft gezeten, kon er zo bleek uitzien.
"Ik voel me een beetje duizelig." "Je ziet er nogal bleek uit. Je kunt een dag vrij nemen."
Overdag zien we de felle zon, en 's nachts zien we de bleke maan en de mooie sterren.