Translation of "Mardi" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Mardi" in a sentence and their dutch translations:

Mardi ?

Dinsdag?

« On est lundi ou mardi ? » « Aujourd'hui, on est mardi. »

"Is het maandag of dinsdag?" "Vandaag is het dinsdag."

Il pleut depuis mardi.

Het is aan het regenen sinds dinsdag.

Après-demain sera mardi.

Overmorgen is het dinsdag.

Il faisait vraiment froid mardi.

- Dinsdag was het immers koud.
- Dinsdag was het zeker koud.

Viens mardi, si cela est possible.

Kom als het kan dinsdag.

J'attends des nouvelles de toi mardi.

Ik verwacht dinsdag van je te horen.

On va au marché le mardi.

Dinsdags gaan we naar de markt.

Finir le travail pour mardi sera du gâteau.

Het gaat makkelijk worden dit werk voor dinsdag af te krijgen.

Ils peuvent venir lundi ou mardi, mais pas mercredi ou jeudi.

- Ze kunnen maandag of dinsdag komen, maar niet woensdag of donderdag.
- Ze kunnen 's maandags of dinsdags komen, maar niet 's woensdags of donderdags.

Une semaine a sept jours : lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche.

Een week heeft zeven dagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.

Lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche sont les sept jours de la semaine.

Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag zijn de zeven dagen van de week.

Depuis des années, il se trouve chaque mardi au marché à son étal de poisson.

Sinds jaar en dag staat hij iedere dinsdagmorgen op de markt met zijn viskraam.

Ils peuvent venir le lundi ou le mardi, mais pas le mercredi ou le jeudi.

- Ze kunnen maandag of dinsdag komen, maar niet woensdag of donderdag.
- Ze kunnen komen op een maandag of een dinsdag, maar niet op een woensdag of een donderdag.
- Ze kunnen 's maandags of dinsdags komen, maar niet 's woensdags of donderdags.

Les jours de la semaine sont le lundi, le mardi, le mercredi, le jeudi, le vendredi, le samedi et le dimanche.

De dagen van de week zijn maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.