1. Home
  2. Translation in context
  3. French-Dutch
  4. Italien 

Translation of "Italien " in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Italien " in a sentence and their dutch translations:

- Est-ce que tu parles italien ?
- Parles-tu italien ?
- Parlez-vous italien ?

- Spreekt u Italiaans?
- Spreek je Italiaans?
- Spreken jullie Italiaans?

Parlez-vous italien ?

Spreekt u Italiaans?

- Est-ce que tu parles italien ?
- Parles-tu italien ?

Spreek je Italiaans?

Sais-tu aussi compter en italien ?

Kun je ook in het Italiaans tellen?

- Parlez-vous italien ?
- Parlez-vous italien ?

Spreekt u Italiaans?

Comment est-ce qu'on dit ça en italien ?

- Hoe zeg je dat in het Italiaans?
- Hoe zegt u dat in het Italiaans?
- Hoe zegt men dat in het Italiaans?

- Sais-tu aussi compter en italien ?
- Sais-tu également compter en italien ?

- Kun je ook in het Italiaans tellen?
- Kunt u ook in het Italiaans tellen?
- Kunnen jullie ook in het Italiaans tellen?

- Comment est-ce qu'on dit ça en italien ?
- Comment dit-on cela en italien ?

Hoe zeg je dat in het Italiaans?