Translation of "France" in Dutch

- Salutation depuis la France !
- Salutations de la France !

- De groeten uit Frankrijk!
- Groetjes uit Frankrijk!
- Groeten uit Frankrijk!

- Elle vient de France.
- Elle est de France.

Ze komt uit Frankrijk.

- Nous habitons en France.
- Nous vivons en France.

Wij wonen in Frankrijk.

J'aime la France.

Ik hou van Frankrijk.

France, je t'aime !

Frankrijk, ik hou van jou!

J'habite en France.

Ik woon in Frankrijk.

- Il est allé en France.
- Il a été en France.

Hij is in Frankrijk geweest.

Que pour la France.

alleen voor Frankrijk vechten .

J'aimerais habiter en France.

Ik zou graag in Frankrijk wonen.

Salutation depuis la France !

- De groeten uit Frankrijk!
- Groetjes uit Frankrijk!
- Groeten uit Frankrijk!

Je viens de France.

Ik kom uit Frankrijk.

Il était en France.

Hij was in Frankrijk.

Il vient de France.

Hij komt uit Frankrijk.

Nous venons de France.

Wij komen uit Frankrijk.

Elle est de France.

Ze komt uit Frankrijk.

Je filerai en France.

Ik zal snel naar Frankrijk gaan.

Salutations de la France !

Groeten uit Frankrijk!

Paris est en France.

Parijs ligt in Frankrijk.

- La France à une frontière avec l'Italie.
- La France borde l'Italie.

Frankrijk grenst aan Italië.

- L'Allemagne a une frontière avec la France.
- L'Allemagne borde la France.

Duitsland grenst aan Frankrijk.

- Je vis et travaille en France.
- J'habite et travaille en France.

Ik woon en werk in Frankrijk.

- Le français est parlé en France.
- On parle français en France.

- Frans wordt in Frankrijk gesproken.
- Frans spreekt men in Frankrijk.

- Il est revenu récemment de France.
- Il est récemment revenu de France.

Hij is onlangs teruggekomen uit Frankrijk.

- L'Allemagne borde la France.
- L'Allemagne a une frontière commune avec la France.

Duitsland grenst aan Frankrijk.

- Je viens de France et toi ?
- Je viens de France et vous ?

Ik kom uit Frankrijk, en jij?

- J'aimerais aller en France un jour.
- J'aimerais aller en France, un jour.

Ooit zou ik graag naar Frankrijk gaan.

- La France est en Europe de l'Ouest.
- La France est en Europe occidentale.
- La France se situe en Europe Occidentale.
- La France est située en Europe Occidentale.

Frankrijk ligt in West-Europa.

- La France est en Europe de l'Ouest.
- La France est en Europe occidentale.
- La France est située en Europe Occidentale.

Frankrijk ligt in West-Europa.

Je l'ai connu en France.

Ik heb hem leren kennen in Frankrijk.

J'habite et travaille en France.

Ik woon en werk in Frankrijk.

Il a été en France.

Hij is in Frankrijk geweest.

Pendant l'été j'irai en France.

Deze zomer ga ik naar Frankrijk.

Sawako veut aller en France.

Sawako wil naar Frankrijk.

On mange bien en France.

- Je eet lekker in Frankrijk.
- Je eet goed in Frankrijk.

La France est une république.

Frankrijk is een republiek.

Je l'ai connue en France.

Ik heb haar in Frankrijk leren kennen.

Mon frère travaille en France.

Mijn broer werkt in Frankrijk.

On parle français en France.

Frans spreekt men in Frankrijk.

D'abord la France, puis l'Irak.

Eerst Frankrijk, dan Irak.

J'habite en France à Paris.

Ik woon in Parijs, Frankrijk.

- La France est en Europe de l'Ouest.
- La France est en Europe occidentale.

Frankrijk ligt in West-Europa.

- Un jour, j'aimerais visiter la France.
- Un de ces jours, j'aimerais visiter la France.

Ik zou graag Frankrijk eens willen bezoeken.

- La capitale de la France, c'est Paris.
- La capitale de la France est Paris.

De hoofdstad van Frankrijk is Parijs.

- Il a été en France trois fois.
- Il a visité la France trois fois.

Hij heeft driemaal Frankrijk bezocht.

Et puis on part en France

en dan gaan we naar Frankrijk.

Le français est parlé en France.

- Frans wordt in Frankrijk gesproken.
- Frans spreekt men in Frankrijk.

Quelle langue est parlée en France ?

Welke taal wordt er gesproken in Frankrijk?

Elle aimerait beaucoup aller en France.

Ze zou heel graag naar Frankrijk gaan.

Le champagne est importé de France.

Champagne wordt geïmporteerd uit Frankrijk.

J'aimerais aller en France, un jour.

Ooit zou ik graag naar Frankrijk gaan.

La France est en Europe occidentale.

Frankrijk ligt in West-Europa.

J'aimerais aller en France un jour.

Ooit zou ik graag naar Frankrijk gaan.

Il est revenu récemment de France.

Hij is onlangs teruggekomen uit Frankrijk.

Je viens de Paris, en France.

Ik kom uit Parijs, Frankrijk.

Elle désire beaucoup aller en France.

Ze zou heel graag naar Frankrijk gaan.

Que vas-tu faire en France ?

Wat ga je in Frankrijk doen?

La Louisiane appartenait à la France.

Louisiana behoorde tot Frankrijk.

Cet été, je vais en France.

Deze zomer ga ik naar Frankrijk.

Le roi de France est chauve.

De koning van Frankrijk is kaal.

Cet été, je pars en France.

Deze zomer ga ik naar Frankrijk.

Cette ville se situe en France.

Deze stad ligt in Frankrijk.

Un jour, j'aimerais visiter la France.

Ik zou graag Frankrijk eens willen bezoeken.

J’ai fait sa connaissance en France.

Ik heb haar in Frankrijk leren kennen.