Examples of using "Billet" in a sentence and their dutch translations:
Heb je je vliegtuigbiljet?
Ik ben mijn kaartje kwijt.
Waar kan ik een kaartje kopen?
Hier mijn terugkeerticket.
Heb je je vliegtuigbiljet?
Waar kan ik een kaartje kopen?
Ik wil graag een ticket naar Trier.
- Uw ticket, alstublieft.
- Uw kaartje, alstublieft.
Heb je een kaartje?
Heb je een retourkaartje gekocht?
Hij heeft zijn bioscoopkaartje verloren.
Heb je een kaartje?
Een strippenkaart, alstublieft.
Kan men een treinkaartje kopen na het instappen?
Ik heb geen ticket.
- Het kaartje kost 100 euro.
- Het toegangskaartje kost honderd euro.
Tom haalde een biljet van twintig dollar uit zijn zak.
Vergeet het kaartje niet.
Geeft u mij een kaartje voor de voorstelling van zeven uur, alstublieft.
Ik wil morgen met de trein naar Amsterdam gaan. Hoeveel kost een kaartje?
Dit kaartje is geldig voor drie dagen.