Examples of using "Bâtiment" in a sentence and their dutch translations:
Kijk naar dat gebouw.
Dat grijze gebouw?
- Kijk eens naar dat hoge gebouw.
- Moet je dat hoge gebouw zien.
Wat is dat gebouw?
Het gebouw is op het moment in aanbouw.
Het gebouw staat in brand.
Dat is achteraan in het gebouw.
Dit gebouw is van steen gemaakt.
Het gebouw was volkomen verwoest.
Het gebouw staat in brand.
In dit gebouw woont niemand.
Het vuur verwoestte het hoge gebouw.
- Dat witte gebouw is een ziekenhuis.
- Dat wit gebouw is een ziekenhuis.
Dat is het gebouw waar papa werkt.
Ooit bevond zich in dit gebouw een ziekenhuis.
Tom ontwierp dit gebouw.
In welke toestand bevindt het gebouw zich?
Ik heb het gebouw gevonden.
Een aardbeving verwoestte het gebouw.
Hij zette zijn auto voor het gebouw.
Dit is het gebouw waar mijn vader werkt.
De gordijngevel beschermt het gebouw thermisch.
Het gebouw stortte in tijdens de aardbeving.
Dat gebouw met het bruine dak is een kerk.
Wat is dat gebouw?
Zie je het grote witte gebouw daar?
Het is 'n mooi gebouw.
Ik vraag me af wanneer dat gebouw werd opgericht.
Thuis is meer dan gewoon een gebouw.
Toen ik er op bezoek ging, leidde mijn gastheer me naar binnen
- De flikken gooiden traangasgranaten in het gebouw.
- De politieagenten gooiden traangasgranaten in het gebouw.
Is er centrale verwarming in dit gebouw?
In dit gebouw woont niemand.
Wonen jullie in dit gebouw?
Tom is gestorven toen hij probeerde een kind uit een brandend gebouw te redden.
Thuis is meer dan gewoon een gebouw.
We wonen allemaal in hetzelfde studentenhuis.