Examples of using "Omenan" in a sentence and their dutch translations:
Wil je een appel?
Ik wil een appel.
Ik eet een appel.
- Hij eet een appel.
- Hij is een appel aan het eten.
- Zij eet een appel.
Ik kan een appel schillen.
Wie heeft de appel gestolen?
Mag ik deze appel eten?
Ik zal de appel opeten.