Examples of using "Shop" in a sentence and their dutch translations:
een koffieshop,
Stop met praten over werk!
Waar is de dichtstbijzijnde winkel?
In Shop Talk Live
Deze winkel is smal.
Heb je het over werk?
Ze werkt in een wereldwinkel.
Waar is de koffiewinkel?
- Hij runt een schoenenwinkel.
- Hij heeft een schoenenwinkel.
Ik ging het koffiehuis binnen.
Hij ging naar de winkel.
Deze winkel sluit om negen uur 's avonds.
Is daar een winkel?
Waar is de dichtstbijzijnde winkel?
Dat café is gezellig.
De slagerij is gesloten.
De slagerij is open.
Hoe laat gaat de winkel dicht?
Ze kocht een boek in de winkel.
Waar is de belastingvrije winkel?
De winkel is zondags toe.
- Hij werkt in een pandjeshuis.
- Hij werkt in een lommerd.
Deze winkel opent om 8:00.
Deze winkel verkoopt kranten en tijdschriften.
Meneer Spencer werkt in een winkel.
- Is dit hier een taxfreewinkel?
- Is dit hier een belastingvrije winkel?
Ik ga naar de winkel.
De winkel blijft de hele dag open.
Bent u naar de winkel gegaan?
Ze werkt in een wereldwinkel.
Tom sloot de winkel vroeg vanavond.
Ik ben op zoek naar een slagerij.
Ik werk bij een sportwinkel.
Ik werk bij een platenzaak.
Er is een bloemenwinkel in de buurt.
Is er een souvenirwinkel in de buurt?
Ze kocht een boek in de winkel.
Ze werkt in een wereldwinkel.
De winkel stond vol jonge mensen.
De winkel verkoopt allerlei waren.
Gisteren kwam de winkelstraat tot leven.
De bakkerij is in de buurt van de slagerij.
Hij is de eigenaar van deze winkel.
Mijnheer Hobson sloot de winkel en ging naar huis.
Waar is de dichtstbijzijnde winkel?
De winkel is zondags toe.
van ‘Les Misérables’ naar ‘Little Shop of Horrors’.
Mijnheer Hobson sloot de winkel en ging naar huis.
Dit boek is maar in één winkel te krijgen.
Het is de grootste sportwinkel in de regio.
Hoeveel mensen kwamen vandaag naar de winkel?
Je dient je correct te kleden voor deze winkel.
Deze winkel heeft allerhande tijdschriften in vreemde talen.
Weet je om hoe laat de winkel sluit?
- Er waren geen klanten, dus hebben we de winkel vroeger gesloten.
- Er waren geen klanten, dus hebben we de winkel eerder dichtgedaan.
Je vindt de winkel tussen een bank en een school.
- Hij ging naar de winkel.
- Zij ging naar de winkel.
Geen enkel artikel in deze winkel kost meer dan één real.
De winkel had dat tijdschrift niet meer, het was uitverkocht.
- Er waren geen klanten, dus hebben we de winkel vroeger gesloten.
- Er waren geen klanten, dus hebben we de winkel eerder dichtgedaan.
Je vindt de winkel tussen een bank en een school.
Kunt u me vertellen waar de dichtstbijzijnde antiekwinkel is?
Een man met wit haar speelde op een accordeon buiten de winkel.
In dit café heb ik mijn vrouw voor het eerst ontmoet.
Je vindt de winkel tussen een bank en een school.
Als je een slagerij voor je ziet, sla links af.