Examples of using "Works" in a sentence and their dutch translations:
Het werkt.
Het werkt.
Hypnose werkt.
Dit functioneert.
Tom werkt.
Ze werkt.
Mennad werkt.
Yanni werkt.
Hij werkt op zondag.
Hij werkt veel.
- Ze werkt bij een bank.
- Hij werkt op een bank.
- Hij werkt bij een bank.
- Hij werkt op een bank.
Zij werkt alleen.
- Ze werkt hard.
- Zij werkt hard.
Geloof doet wonderen!
Het werkt echt.
Hij werkt nauwelijks.
Hij werkt op zondag.
John werkt hard.
Tom werkt alleen.
Tom werkt hard.
- Tom werkt dichtbij.
- Tom werkt in de buurt.
De liefde doet wonderen.
Tom werkt laat.
Dit werkt meestal.
- Tom werkt langzaam.
- Tom werkt traag.
Ze werkt langzaam.
Ik weet hoe dit werkt.
Hij werkt bij een bank.
Hij werkt bij een bank.
Hij werkt in het laboratorium.
Ik weet hoe dit werkt.
Hij werkt bij een bank.
Hier werkt mijn vader.
Ze werkt bij een bank.
- Hoe snel werkt Tom toch!
- Je moet zien hoe snel Tom werkt!
Hij werkt zelden.
Hij werkt altijd hard.
Het functioneert.
Hij werkt de hele nacht.
Hier werkt mijn vader.
Tom werkt in Boston.
Hij werkt 's nachts.
Ze werkt erg hard.
Ik denk dat dat werkt.
Tom werkt veel.
Hij werkt voor haar.
Zij werkt in Belgiƫ.
Dit medicijn werkt goed.
Tom werkt te veel.
Hij werkt veel.
Ik heb geleerd wat werkt.
Tom werkt in Australiƫ.
Hij werkt bij Tatoeba.
Het oude systeem werkt.
Tom werkt voor Maria.
Mijn vader werkt in een fabriek.
Ze werkt in een wereldwinkel.
- Hij werkt bij een bank.
- Hij werkt op een bank.
Hij werkt acht uur per dag.
Mijn vader werkt in een fabriek.
- Mijn vader werkt in een fabriek.
- Mijn vader werkt in de fabriek.
Mijn moeder werkt in een fabriek.
Mijn vader werkt in een fabriek.
Hij werkt iedere dag, behalve op zondag.
Het werkt iedere keer, niet?
Mijn gps doet het erg goed.