Examples of using "Rush" in a sentence and their dutch translations:
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Haast je niet.
- Haast u niet.
Er is geen haast.
Rustig aan. Heb geen haast.
Waarom heb je zo'n haast?
Het is bijna spitsuur.
Doe niets overhaast.
Hebben jullie haast?
Er is geen haast.
- Geen haast, we hebben tijd.
- We hebben tijd. Je hoeft je niet te haasten.
Er is geen haast.
- Het is helemaal niet dringend.
- Er is helemaal geen haast bij.
Wees niet altijd zo gehaast.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Haast je niet.
- Haast u niet.
Zo snel mogelijk naar boven.
We moesten dringend naar de dierenarts met onze hond.
Duizenden mensen stierven tijdens de goudkoorts.
Bent u gehaast?
Er is geen haast. De deadline is over drie weken.
We moeten hem dringend naar het ziekenhuis brengen, hij is zwaar gewond.
Ik heb haast.
Ik wil je niet ophaasten, maar laten we proberen de volgende bus te halen.
Zodra ik klaar ben met het schrijven van de brief, zal ik naar het postkantoor gaan.
Ik heb geen haast.
Waarom heb je zo'n haast?
De ontdekking van het mysterieuze ringstelsel van Saturnus heeft in de tijd van Huygens tot veel andere observaties geleid.
- Ontspan u!
- Rustig.
- Rustig aan.
- Doe het rustig aan!
- Doe het rustig!
- Rustig aan.
- Rustig maar.