Examples of using "Dreaming" in a sentence and their dutch translations:
- Tom is aan het dromen.
- Tom droomt.
Je bent aan het dromen.
Dromen kost niets.
Stop met dromen.
Tom droomt.
Droom ik?
- Ik droomde.
- Ik was aan het dromen.
Dromen kost niets.
- Droomt Tom?
- Is Tom aan het dromen?
Ik ben aan het dromen.
Ik droom vast.
Ik heb over haar gedroomd.
- Help me in plaats van te dagdromen!
- Hou op met dagdromen en help me!
Tom droomde.
Ik kneep mezelf om er zeker van te zijn dat ik niet droomde.
De veranderingen die we willen, worden niet alleen door dromen bereikt,
Ik heb over hem gedroomd.
Een dikke kat met een hoed op, zat op een mat, en droomde ervan een rat te vangen, of een vleermuis.
Eens droomde Zhuangzi dat hij een vlinder was, maar toen hij wakker werd, was hij niet zeker of hij Zhuangzi was die gedroomd had een vlinder te zijn, of dat hij een vlinder was die nu droomde Zhuangzi te zijn.