Translation of "Must" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Must" in a sentence and their dutch translations:

What must be, must be.

Wat moet dat moet.

- Everything must go!
- Everything must go.

Alles moet weg!

- A man must work.
- The man must work.
- Man must work.

Een mens moet werken.

Must see.

- Dat moeten we uitzoeken.
- Dat valt uit te zoeken.

- A man must work.
- Man must work.

Een mens moet werken.

- You must do work.
- You must work.

- Je moet werken.
- U moet werken.
- Jullie moeten werken.

- You must go.
- You must get going.

- Je moet gaan.
- Je moet vertrekken.

They must be found, they must be destroyed.

Ze moeten worden gevonden en vernietigd.

- You must be crazy.
- You must be crazy!

Je lijkt wel gek.

- You must be cautious.
- You must be careful.

- Je moet voorzichtig zijn.
- U moet voorzichtig zijn.

- Every man must die.
- Every person must die.

Ieder mens moet sterven.

"All men must die." "All men must serve."

"Alle mannen moeten sterven." "Alle mannen moeten dienen."

- A man must work.
- The man must work.

Een mens moet werken.

Life must start --

Het leven moet beginnen --

He must act.

Hij moet handelen.

Yes, you must.

Ja, je moet.

I must study.

Ik moet studeren.

We must leave.

- We moeten vertrekken.
- We moeten gaan.

I must know.

Ik moet het weten.

I must go.

Ik moet gaan.

Everybody must know.

Iedereen moet het weten.

We must talk.

We moeten praten.

He must come.

Hij moet komen.

We must hide!

We moeten ons verstoppen!

We must act.

We moeten handelen.

I must write.

Ik moet schrijven.

I must hide.

Ik moet me verbergen.

I must rest.

Ik moet rusten.

We must help.

We moeten helpen.

They must die.

Ze moeten sterven.

I must decline.

Ik moet weigeren.

I must refuse.

Ik moet weigeren.

You must listen.

Je moet luisteren.

We must evacuate.

We moeten evacueren.

He must die.

- Hij moet sterven.
- Hij moet dood.

Tom must work.

Tom moet werken!

We must rebuild.

We moeten herbouwen.

You must pay.

Je moet betalen.

I must sleep.

Ik moet slapen.

You must surrender.

U moet u overgeven.

Everybody must die.

Iedereen moet sterven.

I must continue.

Ik moet doorgaan.

- All men must die.
- Everyone must die.
- Everybody dies.

- Iedereen gaat dood.
- Iedereen sterft.

- I must get it fixed.
- I must fix it.

Ik moet het repareren.

- We must start at once.
- We must start immediately.

We moeten meteen beginnen.

- You must start at once.
- You must start immediately.

Ge moet onmiddellijk beginnen.

- Tom must like walking.
- Tom must like to walk.

Tom moet van wandelen houden.

- He must be nearly forty.
- He must be about forty.
- He must be around 40.

Hij moet ongeveer veertig zijn.

- We must observe the rules.
- We must follow the regulations.

We moeten de regels in acht nemen.

- This must be my book.
- That must be my book.

Dat moet mijn boek zijn.

- I must go right away.
- I must go at once.

Ik moet onmiddellijk vertrekken.

- You must be starving.
- You must be starving to death.

Je vergaat vast van de honger.

And we must acknowledge

en we moeten erkennen

So we must care,

Dus moeten we er om geven,

"We must make arrangements.

"We moeten van alles regelen.

They must keep trying.

Ze moeten het blijven proberen.

The prawn must beware.

De garnaal moet oppassen.

Commitment must be present

Je moet toegewijd zijn...

You must be crazy.

Je moet wel gek zijn.

I must buy one.

Ik moet er een kopen.

He must love you.

Hij moet van je houden.

We must keep calm.

We moeten rustig blijven.

They must be Americans.

Dat moeten beslist VS-burgers zijn.

We must leave early.

We moeten vroeg vertrekken.

She must be somewhere.

Ze moet ergens zijn.

I must learn Japanese.

Ik moet Japans leren.

I must help her.

Ik moet haar helpen.

She must go there.

Ze moet daarnaartoe.

Order is a must.

Er moet orde zijn.

You must study hard.

Je moet hard leren.

You must start immediately.

- Ge moet onmiddellijk beginnen.
- Je moet meteen beginnen.

Carthage must be destroyed.

Carthago moet verwoest worden.

He must be dead.

Hij moet dood zijn.

They must be dead.

Zij moeten dood zijn.

I must warn him.

Ik moet hem waarschuwen.

I must warn them.

Ik moet hen waarschuwen.

We must warn them.

We moeten ze waarschuwen.

Agreements must be kept.

- Afspraken moeten gerespecteerd worden.
- Een gegeven woord is wet.

You must be Tom.

U bent Tom, nietwaar?