Examples of using "Businessman" in a sentence and their dutch translations:
Mijn vader is een zakenman.
Hans is een Duits zakenman.
Tom is een slimme zakenman.
De zakenman denkt eraan het contract op te zeggen.
Een goede zakenman weet hoe hij geld kan verdienen.
...als met een zakenman, een intellectueel... ...en een wetenschapper. Hij was zo flexibel.
Een zakenman die Business Week leest, is verloren voor roem. Iemand die Proust leest, is voorbestemd voor iets iets groots.