Examples of using "Week" in a sentence and their dutch translations:
Dit gebeurde week na week zo.
- Tot volgende week!
- Tot volgende week.
Tot volgende week!
Ik zie je volgende week.
Tot volgende week.
De financiële situatie wordt met de week slechter.
Ik vertrek volgende week.
Het was een afschuwelijke week.
Ik kan volgende week niet komen.
De regen hield aan gedurende een week.
De prijzen van bepaalde voedingsmiddelen variëren per week.
Volgende week word ik dertig jaar.
Het was afgelopen week.
De week is voorbij.
Tot volgende week!
Ik heb een week nodig.
Ze is vorige week overleden.
Tot volgende week.
De lessen beginnen volgende week.
Mijn verjaardag is volgende week.
Kerstmis is pas over een week.
Volgende week gaat het misschien vriezen.
Ik zag mijn opa vorige week.
Wat is het een lange week geweest, hè?
- Het heeft een hele week geregend.
- Het heeft een week lang geregend.
- Het regende een week lang.
- Het bleef een week regenen.
Ik heb het vorige week gekocht.
Ik heb het deze week erg druk gehad.
Een week telt zeven dagen.
Een week telt zeven dagen.
Ik heb hem vorige week betaald.
We gaan eens per week uit eten.
Tom komt hier om de twee weken.
Een week later stortte het huis in.
Hij was vorige week ziek.
- De regen hield aan gedurende een week.
- Het regende een week lang.
- Hij heeft een week vrij genomen.
- Hij nam een week vrij.
- Ik zwem eenmaal per week.
- Ik zwem één keer per week.
Bill komt volgende week terug.
Ik vertrek volgende week.
Ik heb het vorige week gekocht.
Kerstmis is over een week.
Tom kwam hier vorige week.
Het was een afschuwelijke week.
Ze doen het elke week.
Een week telt zeven dagen.
Ik kan niet nog een week wachten.
Ik ben deze week op vakantie.
Ik heb deze week al geslapen.
Het is me het weekje wel geweest.
- Het was een geweldige week.
- Het is een geweldige week geweest.
- Het regende een week lang.
- Het heeft een week lang geregend.
Het was een afschuwelijke week.
Volgende week gaat het misschien vriezen.
Ik heb hem vorige week betaald.
Ik had het vorige week niet druk.
Laten we onze week beginnen.
Het is een lange week geweest.
Deze week is het het ontzettend druk.
We hebben een uitstekende week gehad.
We zullen Tom volgende week zien.
Tom was de vorige week ziek.
Ik ben de hele week ziek geweest.