Translation of "Week" in Dutch

0.019 sec.

Examples of using "Week" in a sentence and their dutch translations:

This happened week after week.

Dit gebeurde week na week zo.

- See you next week!
- Until next week.
- See you next week.

- Tot volgende week!
- Tot volgende week.

- See you next week!
- See you next week.
- I'll see you next week.

Tot volgende week!

- See you next week!
- See you next week.

Ik zie je volgende week.

Until next week.

Tot volgende week.

The financial situation is getting worse week by week.

De financiële situatie wordt met de week slechter.

- I am leaving next week.
- I'm leaving next week.

Ik vertrek volgende week.

- It was an awful week.
- It was a terrible week.

Het was een afschuwelijke week.

- I cannot come next week.
- I can't come next week.

Ik kan volgende week niet komen.

- The rain lasted a week.
- It rained for a week.

De regen hield aan gedurende een week.

The prices of certain foods vary from week to week.

De prijzen van bepaalde voedingsmiddelen variëren per week.

- I'll turn thirty next week.
- I'll be thirty next week.

Volgende week word ik dertig jaar.

It was last week.

Het was afgelopen week.

The week is over.

De week is voorbij.

See you next week!

Tot volgende week!

I need a week.

Ik heb een week nodig.

She died last week.

Ze is vorige week overleden.

See you next week.

Tot volgende week.

Classes begin next week.

De lessen beginnen volgende week.

My birthday's next week.

Mijn verjaardag is volgende week.

- Christmas is a week away.
- Christmas is just a week away.

Kerstmis is pas over een week.

- It may freeze next week.
- We might have frost next week.

Volgende week gaat het misschien vriezen.

- I saw grandfather last week.
- I saw my grandfather last week.

Ik zag mijn opa vorige week.

- This has been a long week.
- It's been a long week.

Wat is het een lange week geweest, hè?

- It rained for a week.
- It rained for an entire week.

- Het heeft een hele week geregend.
- Het heeft een week lang geregend.

- It kept on raining for a week.
- It rained for a week.
- It rained for an entire week.

- Het regende een week lang.
- Het bleef een week regenen.

- I had bought it the week before.
- I bought it last week.
- I'd bought it the week before.

Ik heb het vorige week gekocht.

- I have been very busy this week.
- I've been very busy this week.
- I was very busy this week.

Ik heb het deze week erg druk gehad.

- There are seven days in a week.
- In one week there are seven days.
- A week has seven days.

Een week telt zeven dagen.

- There are seven days in a week.
- A week has seven days.

Een week telt zeven dagen.

- I paid him the money last week.
- I paid him last week.

Ik heb hem vorige week betaald.

- We dine out once a week.
- We eat out once a week.

We gaan eens per week uit eten.

- Tom comes here every other week.
- Tom comes here every second week.

Tom komt hier om de twee weken.

- Down fell the house a week later.
- The house collapsed a week later.
- The house fell down a week later.
- The house fell down one week later.

Een week later stortte het huis in.

He was sick last week.

Hij was vorige week ziek.

The rain lasted a week.

- De regen hield aan gedurende een week.
- Het regende een week lang.

He took a week off.

- Hij heeft een week vrij genomen.
- Hij nam een week vrij.

I swim once a week.

- Ik zwem eenmaal per week.
- Ik zwem één keer per week.

Bill will return next week.

Bill komt volgende week terug.

I am leaving next week.

Ik vertrek volgende week.

I bought it last week.

Ik heb het vorige week gekocht.

Christmas is a week away.

Kerstmis is over een week.

Tom came here last week.

Tom kwam hier vorige week.

It was a terrible week.

Het was een afschuwelijke week.

They do it each week.

Ze doen het elke week.

A week has seven days.

Een week telt zeven dagen.

I can't wait another week.

Ik kan niet nog een week wachten.

I'm on holidays this week.

Ik ben deze week op vakantie.

I've already slept this week.

Ik heb deze week al geslapen.

It's been quite a week.

Het is me het weekje wel geweest.

It's been a great week.

- Het was een geweldige week.
- Het is een geweldige week geweest.

It rained for a week.

- Het regende een week lang.
- Het heeft een week lang geregend.

It was an awful week.

Het was een afschuwelijke week.

It may freeze next week.

Volgende week gaat het misschien vriezen.

I paid him last week.

Ik heb hem vorige week betaald.

I wasn't busy last week.

Ik had het vorige week niet druk.

Let us start our week.

Laten we onze week beginnen.

It's been a long week.

Het is een lange week geweest.

I'm very busy this week.

Deze week is het het ontzettend druk.

We've had a great week.

We hebben een uitstekende week gehad.

We'll see Tom next week.

We zullen Tom volgende week zien.

Tom was sick last week.

Tom was de vorige week ziek.

I've been sick all week.

Ik ben de hele week ziek geweest.