Translation of "Telefoon" in Turkish

0.007 sec.

Examples of using "Telefoon" in a sentence and their turkish translations:

Telefoon!

Alısün.

- De telefoon ging.
- De telefoon rinkelde.

Telefon çaldı.

- De telefoon ging weer.
- De telefoon ging opnieuw.
- De telefoon rinkelde opnieuw.

Telefon tekrar çaldı.

- Laad je telefoon op.
- Laad uw telefoon op.

Telefonunu şarj et.

Mijn telefoon trilt.

Telefonum titriyor.

Gebruik de telefoon.

Telefon kullan.

De telefoon rinkelt.

Telefon çalıyor.

- Hij is aan de telefoon.
- Hij zit aan de telefoon.

- Telefonda konuşuyor.
- O, telefonda konuşuyor.

Je hebt een telefoon.

Bir telefonun var.

De telefoon bleef rinkelen.

- Zil çalmaya devam etti.
- Telefon çalmaya devam etti.

Neem de telefoon op.

- Telefona cevap ver.
- Telefonu cevapla.

De telefoon rinkelde herhaaldelijk.

Telefon defalarca çaldı.

De telefoon gaat over.

Telefon çalıyor.

Waar is mijn telefoon?

Telefonum nerede?

Heeft u een telefoon?

Telefonunuz var mı?

De telefoon is rood.

Telefon kırmızı.

De telefoon staat roodgloeiend.

- Telefon durmak bilmiyor.
- Telefon sürekli çalıyor.

Is hier een telefoon?

Burada bir telefon var mı?

Tom gebruikte Maria's telefoon.

Tom Mary'nin telefonunu kullandı.

Was uw telefoon uitgeschakeld?

Telefonun kapalı mıydı?

Tom, je telefoon gaat.

Telefonun çalıyor Tom.

- Zou ik je telefoon mogen gebruiken?
- Mag ik jouw telefoon gebruiken?

Senin telefonunu kullanabilir miyim?

Soms zelfs via mobiele telefoon.

cep telefonuyla bile satın alıyor.

Er is telefoon voor je.

Telefonda isteniyorsun.

Helaas was de telefoon kapot.

Ne yazık ki telefon bozuk.

Bell vond de telefoon uit.

Bell telefonu icat etti.

Is er ergens een telefoon?

Herhangi bir yerde bir telefon var mı?

Wie heeft de telefoon uitgevonden?

Telefonu kim icat etti?

Mag ik jouw telefoon gebruiken?

Telefonunuzu kullanabilir miyim?

Er is telefoon voor u.

Sizin için telefon.

Neem de telefoon op, alsjeblieft.

Telefona cevap ver lütfen.

Ik ben aan de telefoon.

Ben telefonda konuşuyorum

De telefoon doet het niet.

- Telefon çalışmıyor.
- Telefon bozuk.

Mijn mobiele telefoon stond uit.

Cep telefonum kapalı.

Ik heb die telefoon nodig.

O telefona ihtiyacım var.

Wie heeft de telefoon beantwoord?

Telefonu kim yanıtladı?

Zijn mobiele telefoon staat uit.

- Cep telefonu kapalı.
- Cebi kapalı.

Ik heb mijn telefoon gebroken.

Telefonumu kırdım.

Ik hoorde de telefoon rinkelen.

- Telefonun çaldığını duydum.
- Ben telefonun çaldığını duydum.

Geef me je mobiele telefoon.

Bana cep telefonunu ver.

Mijn telefoon doet het niet.

Telefonum çalışmıyor.

Mijn telefoon moet opgeladen worden.

Telefonum şarj edilmeli.

Deze telefoon doet het niet.

Bu telefon bozuk.

Tom heeft een Android-telefoon.

Tom'un bir Android telefonu var.

Heb je een mobiele telefoon?

Senin bir cep telefonun var mı?

Ik kocht een nieuwe telefoon.

Ben yeni bir telefon satın aldım.

- Ik ben ook mijn mobiele telefoon kwijtgeraakt.
- Ook ik ben mijn mobiele telefoon kwijtgeraakt!

Ben de cep telefonumu kaybettim!

"Mag ik je telefoon gebruiken?" "Uiteraard."

Telefonunuzu kullanabilir miyim? - Elbette

Kan ik van de telefoon gebruikmaken?

Ben telefonu kullanabilir miyim?

Ze bespraken het via de telefoon.

Telefonda onun hakkında konuştular.

De telefoon deed het weer niet.

Telefon tekrar bozuldu.

Hoe vaak gebruik jij je telefoon?

Telefonunu ne sıklıkta kullanırsın?

Ik heb Toms telefoon vanochtend geleend.

Bu sabah Tom'un telefonunu ödünç aldım.

- De telefoon rinkelt.
- Er wordt gebeld.

Telefon çalıyor.

Deze mobiele telefoon is heel duur.

Bu cep telefonu hakikaten pahalı.

We spraken elkaar aan de telefoon.

Biz telefonda konuştuk.

Ze riep hem aan de telefoon.

O, onu telefonla aradı.

Laat het me per telefoon weten.

Telefonla bana bildirin.

Ik sprak met hem door de telefoon.

Onunla telefonda konuştum.

Meneer Green, er is telefoon voor u.

Bay Green, telefonda aranıyorsunuz.

Tom schepte op over zijn nieuwe telefoon.

Tom yeni telefonuyla böbürlendi.

De iPhone is een buitengewone mobiele telefoon.

iPhone olağanüstü bir cep telefonu.

Is er een telefoon in de keuken?

Mutfakta bir telefon var mı?

Speel muziek voor dierbaren via de telefoon.

Sevdikleriniz için telefonda müzik çalın.

De telefoon ging een paar keer over.

Telefon birçok kez çaldı.

Tom deed zijn telefoon in zijn zak.

Tom telefonunu cebine koydu.

Ik heb een telefoon op mijn kamer.

Odamda bir telefonum var.

Er is een telefoon in de keuken.

Mutfakta bir telefon var.

Welke spelletjes heb je op de telefoon?

Telefonunuzda hangi oyunlar var?

Mag ik je mobiele telefoon even lenen?

Cep telefonunu ödünç alabilir miyim?

Mijn mobiele telefoon viel op de vloer.

Cep telefonum yere düştü.

Hoe zeg je "telefoon" in het Turks?

Türkçede nasıl "telefon" diyorsunuz?

De telefoon ging, maar niemand nam op.

Telefon çaldı ama kimse cevap vermedi.

Tom heeft het uitgemaakt over de telefoon.

Tom beni telefonda terk etti.

Daarom is een volledige toegang tot iemands telefoon

Bir kişinin telefonun tümüne ulaşmak

Ik heb hem daarover gesproken met de telefoon.

Onunla telefonda onun hakkında konuştum.

Het is mij verboden deze telefoon te gebruiken.

Bu telefonu kullanmam yasak.

Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.

Banyo yapıyorken, telefon çaldı.

De batterij van mijn telefoon werkt niet meer.

Cep telefonumun bataryası artık çalışmıyor.

Tom gaat nooit ergens heen zonder zijn telefoon.

Tom telefonu olmadan hiçbir yere gitmez.

De zwarte telefoon kost meer dan de witte.

Siyah telefonun beyazdan daha fazla maliyeti var.

Zowel Tom als Maria zijn aan de telefoon.

Hem Tom hem de Mary telefondalar.

Heb je nu jouw mobiele telefoon bij je?

Cep telefonun yanında mı?

Tom wou aan de telefoon niet daarover praten.

Tom telefonda ondan bahsetmek istemedi.

Ik ben mijn mobiele telefoon aan het opladen.

Telefonumu şarj ediyorum.

- Ik was in bad toen de telefoon ging.
- Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.

Telefon çaldığında banyodaydım.