Translation of "Hielp" in Russian

- Hij hielp ons.
- Ze hielp ons.

- Она помогла нам.
- Он помог нам.

Dat hielp.

Это помогло.

Tom hielp.

- Том помог.
- Том помогал.

Hielp het?

- Помогло?
- Это помогло?

Wie hielp Tom?

Кто помог Тому?

Zij hielp hem.

Она ей помогла.

Mary hielp Tom.

Мэри помогла Тому.

Het hielp niet.

Это не помогло.

De tweeling hielp.

Близнецы помогли.

Maria hielp mij.

Мэри мне помогла.

Zij hielp Tom.

Она помогла Тому.

Ik hielp hem.

- Я ему помогал.
- Я ей помогал.
- Я ему помогала.
- Я ей помогала.

- Hij hielp mij veranderen.
- Hij hielp mij om te veranderen.

Он помог мне измениться.

Hij hielp me verhuizen.

Он помог мне с переездом.

Jij hielp de armen.

Ты помогал бедным.

Waarom hielp je me?

Почему ты мне помог?

U hielp mij niet.

Вы мне не помогли.

- Hij hielp mij mezelf veranderen.
- Hij hielp mij om mezelf te veranderen.

Он помог мне измениться.

- Tom hielp.
- Tom heeft geholpen.

Том помог.

- Ik hielp.
- Ik heb geholpen.

- Я помог.
- Я помогла.

- Wie hielp jou?
- Wie hielp u?
- Wie hielp jullie?
- Wie heeft u geholpen?
- Wie heeft jou geholpen?
- Wie heeft jullie geholpen?

- Кто тебе помог?
- Кто вам помог?

- Ze hielp een oude man oversteken.
- Ze hielp de oude man met het oversteken.

Она помогла старику перейти через дорогу.

Waarom hielp je hen te ontsnappen?

Почему ты помог им сбежать?

Tom hielp Maria met de afwas.

Том помог Марии вымыть посуду.

Tom hielp Maria in de keuken.

Том помог Мэри на кухне.

Zij hielp hem met zijn huiswerk.

Она помогла ему с домашней работой.

- Wie hielp Tom?
- Wie heeft Tom geholpen?

- Кто помог Тому?
- Кто Тому помогал?

Hij hielp me mijn horloge te repareren.

Он помог мне починить мои часы.

- Hij hielp ons.
- Hij heeft ons geholpen.

- Он помог нам.
- Он нам помог.

- Zij hielp ons.
- Zij heeft ons geholpen.

- Она помогла нам.
- Она нам помогла.

- Maria hielp ons.
- Maria heeft ons geholpen.

Мэри помогла нам.

- Ik heb Tony geholpen.
- Ik hielp Tony.

- Я помог Тони.
- Я помогла Тони.

- Jij hielp ons.
- Jij hebt ons geholpen.

- Ты нам помог.
- Ты нам помогла.

- Tom hielp iedereen.
- Tom heeft iedereen geholpen.

- Том всем помог.
- Том всем помогал.

- Tom hielp weer.
- Tom heeft weer geholpen.

- Том опять помог.
- Том снова помог.

- Ik hielp Tom.
- Ik heb Tom geholpen.

- Я помог Тому.
- Я помогла Тому.
- Я помогал Тому.
- Я помогала Тому.

- Tom hielp me.
- Tom heeft me geholpen.

Том мне помог.

- Tom hielp ons.
- Tom heeft ons geholpen.

- Том помог нам.
- Том нам помог.

- Tom hielp Maria.
- Tom heeft Maria geholpen.

Том помог Марии.

- Wie hielp hem?
- Wie heeft hem geholpen?

- Кто ему помог?
- Кто ему помогал?

- Wie hielp haar?
- Wie heeft haar geholpen?

- Кто ей помог?
- Кто ей помогал?

- Ik hielp hem.
- Ik heb hem geholpen.

- Я помогла ему.
- Я помог ему.
- Я ему помог.
- Я ему помогла.

- Hij hielp Tom.
- Hij heeft Tom geholpen.

Он помог Тому.

- Ken hielp Tom.
- Ken heeft Tom geholpen.

- Кен помог Тому.
- Кен помогал Тому.

- Zij hielp Tom.
- Zij heeft Tom geholpen.

Она помогла Тому.

- Hij hielp mij.
- Hij heeft mij geholpen.

Он мне помог.

- Zij hielp mij.
- Zij heeft mij geholpen.

Она мне помогла.

- Maria hielp mij.
- Maria heeft mij geholpen.

Мэри мне помогла.

- Ik hielp iedereen.
- Ik heb iedereen geholpen.

- Я всем помогал.
- Я всем помог.

Zij hielp haar broer bij zijn huiswerk.

- Она помогла брату с уроками.
- Она помогала брату с уроками.

- Ik dacht dat je wilde dat ik je hielp.
- Ik dacht dat u wilde dat ik u hielp.
- Ik dacht dat jullie wilden dat ik jullie hielp.

Я думал, ты хочешь, чтобы я тебе помог.

Ik hielp hem zijn bagage naar boven te dragen.

Я помог ему отнести его багаж наверх.

- Tom heeft me niet geholpen.
- Tom hielp me niet.

- Том мне не помог.
- Том мне мне помогал.

Tom hielp Maria met het versieren van haar kerstboom.

- Том помог Мэри нарядить рождественскую ёлку.
- Том помог Мэри нарядить ёлку.

- Je hebt me niet geholpen.
- Jij hielp mij niet.

Ты мне не помог.

- U hielp ons.
- Jij hielp ons.
- Jullie hielpen ons.
- U heeft ons geholpen.
- Jij hebt ons geholpen.
- Jullie hebben ons geholpen.

- Ты нам помог.
- Вы нам помогли.
- Ты нам помогла.

- Jij hielp mij.
- U hielp mij.
- Jullie hielpen mij.
- Jij hebt mij geholpen.
- U heeft mij geholpen.
- Jullie hebben mij geholpen.

- Ты мне помог.
- Вы мне помогли.

Ik hielp mijn moeder, ook al had ik het druk.

- Я помог маме, хотя и был занят.
- Я помогла маме, хотя и была занята.

Tom hielp zijn moeder met het versieren van de kerstboom.

- Том помог маме нарядить ёлку.
- Том помогал маме наряжать ёлку.

Het diplomatieke gesprek hielp een einde te maken aan het conflict.

Дипломатический диалог помог положить конец конфликту.

- Bob heeft mij geholpen.
- Bob heeft me geholpen.
- Bob hielp mij.

- Боб мне помог.
- Боб помог мне.

- Je hebt me niet geholpen.
- U heeft me niet geholpen.
- Jullie hebben me niet geholpen.
- U hielp mij niet.
- Jij hielp mij niet.
- Jullie hielpen mij niet.

- Ты мне не помог.
- Вы мне не помогли.

- U hielp ons.
- Jullie hielpen ons.
- U heeft ons geholpen.
- Jullie hebben ons geholpen.

Вы нам помогли.

Bubba sneed gewoon de hoek af. En die slag hielp hem het toernooi te winnen.

Бубба срезал угол. И этот удар помог ему выиграть турнир.