Translation of "Zeker" in Portuguese

- Zeker!
- Zeker weten!

Com certeza!

Zeker!

Claro!

- Weet je het zeker?
- Zijt ge zeker?
- Weet u dat zeker?
- Weten jullie het zeker?
- Ben je zeker?

- Tem certeza?
- Você está certo disso?
- Vocês têm certeza?
- Você tem certeza?

- Weet je het zeker?
- Zijt ge zeker?
- Ben je zeker?

- Tem certeza?
- Você tem certeza?

Ja, zeker.

Certamente.

- Zeker.
- Zeker!
- Natuurlijk!
- Zonder twijfel.
- Jazeker.
- Uiteraard!
- Zeker weten!
- Maar natuurlijk!

- Certamente.
- É claro.

- Weet je het zeker?
- Zijt ge zeker?

Você tem certeza?

Ben je hier zeker van? Helemaal zeker?

Você tem certeza disso? Certeza absoluta?

- Weet u dat zeker?
- Ben je daar zeker van?
- Ben je er zeker van?
- Zijn jullie daar zeker van?
- Weet je dat zeker?
- Weten jullie dat zeker?

Tem certeza disso?

- Zeker!
- Natuurlijk!
- Jawel.
- Uiteraard!
- Zeker weten!
- Maar natuurlijk!

- Claro!
- Claro que sim!
- É claro!
- Com certeza!

- Weet je het zeker?
- Weet u dat zeker?

- Você é confiante?
- O senhor é confiante?
- A senhora é confiante?

- Weet u dat zeker?
- Weet je dat zeker?

Você está certo disso?

Dat is zeker.

Com certeza é.

Het is zeker.

Isso é certo.

Zeker. Hoe veel?

- De acordo. Quantos?
- Certo. Quanto?

- Ik weet het zeker.
- Ik ben er zeker van.

Estou seguro.

- Zeker.
- Natuurlijk.
- Zeker!
- Jazeker.
- Jawel.
- Uiteraard!
- Zeker weten!
- Spreekt voor zich.
- Dat spreekt vanzelf.
- Maar natuurlijk!

- Certamente.
- É claro.
- Pois sim.

Weet je het zeker?

Você tem certeza?

Ik weet het zeker.

- Tenho certeza.
- Estou seguro.

Weet u dat zeker?

Você está certo disso?

Hij komt zeker niet.

- Ele definitivamente não vem.
- Ele com certeza não vem.

- Zeker.
- Dat spreekt vanzelf.

Certamente.

- Zeker.
- Jazeker.
- Jawel.
- Uiteraard!

Certamente.

Ik was niet zeker.

Eu não tinha certeza.

Dat is zeker mogelijk.

- Isso com certeza é possível.
- Isso é certamente possível.

Ben je heel zeker?

Você tem mesmo certeza?

- Ja, zeker.
- Ja, inderdaad.

- Sim, claro.
- Sim, é claro.

Tom is zeker intelligent.

Tom, com certeza, é inteligente.

- Zeker.
- Natuurlijk.
- Duidelijk.
- Zeker!
- Jazeker.
- Jawel.
- Uiteraard!
- Zeker weten!
- Spreekt voor zich.
- Dat spreekt vanzelf.
- Maar natuurlijk!

Claro!

- Zeker!
- Natuurlijk!
- Precies!
- Zonder twijfel.
- Jawel.
- Uiteraard!
- Inderdaad!
- Zeker weten!
- Maar natuurlijk!

Com certeza!

Ze weet het wel zeker.

Ela realmente sabe disso.

Mijn broer is zeker ziek.

Meu irmão deve estar doente.

Mama zal zeker razend zijn.

A mãe vai ficar furiosa, com certeza!

Ik ben niet zeker waarom.

Não tenho certeza do porquê.

Ik zal ze zeker missen.

- Vou certamente sentir falta dela.
- Vou ter saudade dela, com certeza.

Tom was er zeker van.

- O Tomás estava certo disso.
- O Tomás estava seguro disso.

Dat weet ik vrij zeker.

Eu tenho bastante certeza.

Weet je het zeker, Tom?

- Tem certeza, Tom?
- Você tem certeza, Tom?

Ge verstaat het wel zeker?

- Você entende, não entende?
- Tu entendes, não?

Ik weet het niet zeker.

Eu não tenho certeza.

Het zal zeker leuk worden.

- Com certeza vai ser divertido.
- Isso com certeza vai ser divertido.
- Com certeza isso vai ser divertido.

We zullen zeker problemen krijgen.

Com certeza teremos problemas.

Beetje bij beetje maar zeker.

Devagar e sempre!

- Ik ben zeker dat hij morgen komt.
- Ik weet zeker dat hij morgen komt.

Tenho certeza de que ele virá amanhã.

Ik denk: deze vangt ze zeker.

E penso: "Ele vai apanhar esta, sem dúvida."

Ik weet zeker dat hij komt.

Estou certo de que ele virá.

Hij weet zeker dat hij komt.

Ele tem certeza de que virá.

De beslissing is nog niet zeker.

A decisão ainda não é definitiva.

Hij is nog niet aangekomen zeker?

Ele ainda não chegou, não é?

Hij is zeker ouder dan zestig.

- Ele deve ter sessenta.
- Ele deve ter sessenta anos.
- Ele deve ter mais de sessenta anos.

Ik ben er absoluut zeker van.

- Eu estou, absolutamente, certo disso.
- Eu estou, absolutamente, certa disso.
- Eu tenho certeza absoluta disso.

Hoe weet je dat zo zeker?

Como você pode ter certeza?

Ik was er niet zeker van.

Eu não tinha certeza disso.

Ik heb zeker het verkeerde nummer.

Devo ter digitado o número incorretamente.

Dat wil ik zeker niet doen.

Eu definitivamente não quero fazer isso.

Ik ben daar absoluut zeker van.

Eu estou absolutamente seguro sobre isso.

Mijn moeder zal zeker nee zeggen.

Minha mãe certamente dirá que não.

- Weet je zeker dat ze niet liegen?
- Ben je er zeker van dat ze niet liegen?
- Weten jullie zeker dat ze niet liegen?
- Zijn jullie er zeker van dat ze niet liegen?

- Será que eles não estão mentindo?
- Tem certeza que eles não estão mentindo?

- Ik ben er zeker van dat Tom gaat wenen.
- Ik weet zeker dat Tom gaat huilen.

- Estou certo de que Tom vai chorar.
- Tenho certeza de que Tom vai chorar.

Het heeft ons zeker heel wat gekost.

Certamente nos custa bastante em recursos.

...en jij bent er zeker klaar voor.

e esteve à altura do desafio.

Er is daar zeker iets van metaal.

Sim, há mesmo ali algo metálico.

Kom zeker precies om zeven uur aan.

Assegure-se de chegar às 7 horas exatamente.

Ik weet zeker dat ze snel terugkomt.

Tenho certeza de que ela logo voltará.

Ik ben zeker dat ge u vergist.

- Tenho certeza de que o senhor está errado.
- Eu tenho certeza de que a senhora está errada.
- Tenho a certeza de que os senhores estão enganados.
- Eu tenho a certeza de que as senhoras estão equivocadas.

Ben je zeker dat je dat wil?

Tem certeza que quer isso?

Ik ben zeker dat je gelijk hebt.

- Tenho certeza de que você tem razão.
- Estou certo de que tens razão.
- Eu tenho certeza de que estás com a razão.

Daar ben ik niet zo zeker van.

- Eu não tenho tanta certeza disso.
- Não tenho tanta certeza disso.

- Je zal sterven.
- Je zal zeker sterven.

- Você vai morrer.
- Você morrerá.

Tom weet het nog steeds niet zeker.

Tom ainda não tem certeza.

Ik was daar niet echt zeker van.

Eu não estava muito certo disso.

Ben je zeker dat hij Tom was?

Você sabe de certeza que aquele era Tom?

Ik ben zeker dat hij morgen komt.

Tenho certeza de que ele virá amanhã.

Ik ben zeker dat hij zal slagen.

Tenho certeza de que ele será bem-sucedido.

Ik wist niet zeker wat er gebeurde.

- Eu não tinha certeza do que estava acontecendo.
- Não tinha certeza do que estava acontecendo.

Ik weet zeker dat u gelijk hebt.

- Tenho certeza de que o senhor está com a razão.
- Tenho certeza de que a senhora está com a razão.

Ik ben er niet zo zeker van.

Não tenho tanta certeza.

We zijn er niet zo zeker van.

Não estamos tão certos.

- Hij komt zonder twijfel.
- Ik ben er zeker van dat hij komt.
- Ik weet zeker dat hij komt.
- Ik ben er zeker van dat hij zal komen.

Tenho certeza de que ele virá.

Ik ben er zeker van dat dit klopt.

e isso é certamente verdade.

Hij is zeker afgegaan. Dit is goed nieuws.

Foi mesmo acionado. São boas notícias.

Ik zou zeker wel... ...wat energie kunnen gebruiken.

Sem dúvida que me dava jeito ter mais energia agora.

Ik weet zeker dat hij vanmiddag zal komen.

Estou certo de que ele chegará esta tarde.

Ik weet bijna zeker dat Tom Frans kent.

- Eu tenho certeza de que o Tom sabe falar francês.
- Tenho certeza de que o Tom sabe falar francês.

Ik weet niet zeker welke maat ze heeft.

- Não tenho certeza de que tamanho ela usa.
- Eu não estou certo de que tamanho ela usa.

Ik ben zeker dat hij kwaad zal zijn.

Tenho certeza de que ele vai ficar com raiva.