Translation of "Passen" in German

Ze passen bij elkaar.

Sie passen zueinander.

Deze schoenen passen niet.

Diese Schuhe passen mir nicht.

Jeans passen bij alles.

Jeans passen zu allem.

- Ik zou dit kleed willen passen.
- Ik zou deze jurk willen passen.

Ich würde gern dieses Kleid anprobieren.

Kan ik deze broek passen?

Kann ich diese Hose anprobieren?

Mag ik deze jurk passen?

Kann ich dieses Kleid anprobieren?

Mag ik het eens passen?

Darf ich das anprobieren?

Kan ik dit pak passen?

Kann ich dieses Kleid anprobieren?

Je moet op je tellen passen.

- Du musst am Ball bleiben.
- Du musst auf Draht sein.

Denk je dat het zal passen?

Denkst du, dass es passen wird?

Deze kleuren passen mooi bij elkaar.

Die Farben passen gut zueinander.

Jouw sokken passen niet bij elkaar.

- Du hast zwei verschiedene Socken an.
- Ihre Socken passen nicht zusammen.

Deze sokken passen niet bij elkaar.

Die Socken hier gehören nicht zusammen.

Ik zou deze jurk willen passen.

Ich würde dieses Kleid gerne anprobieren.

Je schoenen passen niet bij dat pak.

Deine Schuhe passen nicht zum Anzug.

Die schoenen passen niet met het pak.

Diese Schuhe passen nicht zu dem Anzug.

Ik zal op je kinderen passen vanavond.

Ich werde heute Abend auf eure Kinder aufpassen.

Ik kan niet op mijn passen terugkeren.

Ich kann nicht zurückkehren.

Haar blauwe schoenen passen goed bij deze jurk.

Ihre blauen Schuhe passen gut zu diesem Kleid.

Er passen krap vijftig mensen in deze zaal.

Es passen knapp fünfzig Menschen in diesen Saal.

Zoudt ge even op mijn koffer willen passen?

Könntest du bitte kurz auf meinen Koffer aufpassen?

Hij was op drie passen van de trap.

Er war nur einen Katzensprung von der Treppe entfernt.

Deze rok bevalt mij, mag ik hem even passen?

Dieser Rock gefällt mir. Darf ich ihn anprobieren?

Dat is te klein om op je hoofd te passen.

- Das ist zu klein, um auf deinen Kopf zu passen.
- Das ist zu klein, um auf Ihren Kopf zu passen.

Deze brillen passen me niet goed, ze zijn te groot.

Diese Brille steht mir nicht gut. Sie ist zu groß.

Het is moeilijk dit verhaal aan te passen voor kinderen.

Es ist schwer, diese Geschichte kindgerecht umzuschreiben.

Ze vroegen aan Maria om op de kinderen te passen.

- Sie baten Maria, auf die Kinder aufzupassen.
- Sie baten Maria, die Kinder zu betreuen.

Intelligentie is het vermogen zich aan te passen aan veranderingen.

Intelligenz ist die Fähigkeit, sich an Veränderungen anzupassen.

En het was geweldig hoe ze bij hen probeerde te passen.

und wir staunten, wie sie ins Rudel zu passen versuchte.

Ze moet op zichzelf passen als haar moeder aan het vissen is.

Sie muss sich selbst schützen, während ihre Mutter Fische jagt.

Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.

Sie bat mich, auf ihr Baby aufzupassen, während sie weg ist.

Een van de vele dingen waarmee ze worstelen om zich aan te passen.

Das ist eine der vielen Schwierigkeiten bei der Anpassung an eine hellere Welt.

Binnenplaats: "Ik zal tien schoten op je hebben met een musket op 30 passen", zei hij tegen hem:

Hof ein: „Ich werde zehn Schüsse mit einer Muskete in 30 Schritten auf Sie abgeben“, sagte er zu ihm:

"Ik heb verschrikkelijke haast... om redenen die ik niet kan noemen," antwoordde Dima de vrouw. "Laat me alstublieft gewoon dat pak daar passen."

"Ich habe es schrecklich eilig ... aus Gründen, die ich nicht erklären kann", antwortete Dima der Frau. "Bitte lassen Sie mich einfach diesen Anzug hier anprobieren."

Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.

Als ich klein war, kamen noch Opa und Oma um aufzupassen. Abends am Bett las Oma mir vor. Oder Opa erzählte eine Geschichte.