Translation of "Schoenen" in German

- Bind je schoenen vast.
- Bind uw schoenen vast.
- Bind je schoenen.
- Bind uw schoenen.

Binde dir die Schuhe!

- Je schoenen zijn hier.
- Uw schoenen zijn hier.
- Jullie schoenen zijn hier.
- Uw schoenen staan hier.

- Deine Schuhe sind hier.
- Hier sind deine Schuhe.

- Je schoenen zijn hier.
- Uw schoenen zijn hier.
- Jullie schoenen zijn hier.

- Deine Schuhe sind hier.
- Hier sind deine Schuhe.

- Doe uw schoenen uit.
- Doe je schoenen uit.

- Zieh deine Schuhe aus.
- Zieh dir die Schuhe aus!

Wij verkopen schoenen.

Wir verkaufen Schuhe.

Hier, uw schoenen.

- Deine Schuhe sind hier.
- Hier sind deine Schuhe.

Mijn schoenen piepen.

Meine Schuhe quietschen.

Ze verkopen schoenen.

Sie verkaufen Schuhe.

- Heb je schoenen en sokken?
- Heeft u schoenen en sokken?
- Hebben jullie schoenen en sokken?

Hast du Schuhe und Socken?

Mijn schoenen zijn versleten.

Meine Schuhe sind abgetragen.

Mary's schoenen zijn vies.

Marias Schuhe sind schmutzig.

Ik wilde rode schoenen.

Ich wollte rote Schuhe.

Zijn schoenen zijn bruin.

Seine Schuhe sind braun.

Ze dragen geen schoenen.

Sie ziehen keine Schuhe an.

Zijn dat Toms schoenen?

Sind das hier Toms Schuhe?

Doe uw schoenen uit.

- Zieh deine Schuhe aus.
- Zieh dir die Schuhe aus!
- Zieht eure Schuhe aus.
- Ziehen Sie Ihre Schuhe aus.

Mijn schoenen zijn bruin.

Meine Schuhe sind braun.

Heb je nieuwe schoenen?

Hast du neue Schuhe?

Tom draagt nieuwe schoenen.

Tom trägt neue Schuhe.

Deze schoenen passen niet.

Diese Schuhe passen mir nicht.

Maria’s schoenen zijn vuil.

Marias Schuhe sind schmutzig.

Zijn je schoenen nieuw?

Sind deine Schuhe neu?

Goede schoenen zijn duur.

Gute Schuhe sind teuer.

Je schoenen zijn hier.

- Deine Schuhe sind hier.
- Hier sind deine Schuhe.

- Waar hebt ge die schoenen gekocht?
- Waar heeft u deze schoenen gekocht?

- Wo hast du diese Schuhe gekauft?
- Wo haben Sie diese Schuhe gekauft?

Doe uw schoenen uit, alstublieft.

- Bitte zieh deine Schuhe aus.
- Bitte ziehen Sie Ihre Schuhe aus.
- Ziehen Sie bitte Ihre Schuhe aus.
- Bitte ziehen Sie sich die Schuhe aus.
- Bitte zieht euch die Schuhe aus.

Welke schoenen trek je aan?

- Welche Schuhe werden Sie anziehen?
- Welche Schuhe ziehst du an?

Ze had witte schoenen aan.

Sie hatte weiße Schuhe an.

Deze schoenen zijn te klein.

Diese Schuhe sind zu klein.

Hebt ge schoenen en kousen?

Hast du Schuhe und Socken?

Ik heb mijn schoenen gevonden.

Ich habe meine Schuhe gefunden.

Tom heeft nieuwe schoenen nodig.

Tom braucht neue Schuhe.

Jullie hebben nieuwe schoenen nodig.

- Du brauchst neue Schuhe.
- Sie brauchen neue Schuhe.
- Ihr braucht neue Schuhe.

Hij kocht een paar schoenen.

Er kauft ein paar Schuhe.

Welke maat zijn deze schoenen?

Welche Größe haben diese Schuhe?

Zijn deze schoenen van Tom?

Sind das hier Toms Schuhe?

Deze schoenen zijn van haar.

- Diese Schuhe sind ihre.
- Diese Schuhe gehören ihr.

De schoenen zijn van leer.

Die Schuhe sind aus Leder.

Ik liet mijn schoenen poetsen.

Ich ließ mir die Schuhe putzen.

Ze hebben nieuwe schoenen nodig.

Sie brauchen neue Schuhe.

Die schoenen zijn van Tom.

Diese Schuhe gehören Tom.

Deze schoenen zijn van Tom.

Diese Schuhe gehören Tom.

Tom trok zijn schoenen uit.

- Tom zog seine Schuhe aus.
- Tom zog sich die Schuhe aus.

We hebben nieuwe schoenen nodig.

Wir brauchen neue Schuhe.

Hij heeft nieuwe schoenen nodig.

Er braucht neue Schuhe.

- Heb je deze schoenen in mijn maat?
- Heeft u deze schoenen in mijn maat?
- Hebben jullie deze schoenen in mijn maat?

Haben Sie diese Schuhe in meiner Größe?

Nancy wil een paar rode schoenen.

Nancy will ein Paar rote Schuhe.

Morgen laat ik deze schoenen herstellen.

Ich lasse diese Schuhe morgen reparieren.

Waar heb je je schoenen uitgedaan?

- Wo hast du deine Schuhe ausgezogen?
- Wo haben Sie Ihre Schuhe ausgezogen?

Waar hebt ge die schoenen gekocht?

- Wo hast du diese Schuhe gekauft?
- Wo hast du denn diese Schuhe gekauft?

Ik ben trots op mijn schoenen.

Ich bin stolz auf meine Schuhe.

Ik ben fier op mijn schoenen.

Ich bin stolz auf meine Schuhe.

Ik wil bruine schoenen, geen zwarte.

Ich will braune Schuhe, keine schwarzen.

Die schoenen lijken me te duur.

Die Schuhe sind mir zu teuer.

De schoenen zijn gemaakt van alligatorhuid.

Die Schuhe sind aus Alligatorenleder.

Ik heb meteen mijn schoenen aangetrokken.

Ich habe meine Schuhe sofort angezogen.

Tom draagt een paar nieuwe schoenen.

- Tom trägt ein neues Paar Schuhe.
- Tom trägt neue Schuhe.

Deze schoenen zijn gemaakt in Italië.

Diese Schuhe wurden in Italien hergestellt.

Moet ik hier mijn schoenen uitdoen?

Muss ich mir die Schuhe hier ausziehen?

Ik heb een paar schoenen gekocht.

Ich habe ein Paar Schuhe gekauft.

Ik vind je schoenen erg leuk.

Deine Schuhe gefallen mir sehr.

Tom draagt de schoenen van John.

Tom trägt Johns Schuhe.