Translation of "Bril" in German

0.014 sec.

Examples of using "Bril" in a sentence and their german translations:

- Waar is m'n bril?
- Waar is mijn bril?

Wo ist meine Brille?

Neem mijn bril.

Nimm meine Brille.

Breng mijn bril.

- Bring mir meine Brille.
- Bringen Sie mir meine Brille.
- Bringt mir meine Brille.

- Tracy is haar bril kwijt.
- Tracy verloor haar bril.

Tracy hat ihre Brille verloren.

- De jongen draagt een bril.
- Het jongetje draagt een bril.

- Der Junge trägt eine Brille.
- Der Junge hat eine Brille auf.

- Ik kan zonder bril lezen.
- Ik kan lezen zonder bril.

Ich kann ohne Brille lesen.

- Mary is haar bril vergeten.
- Mary heeft haar bril vergeten.

Mary hat ihre Brille vergessen.

Ze droeg een bril.

Sie trug eine Brille.

Hij droeg een bril.

- Er trug eine Brille.
- Er hatte eine Brille auf.

Hij draagt een bril.

Er trägt eine Brille.

Draag je een bril?

- Trägst du eine Brille?
- Tragen Sie eine Brille?
- Bist du Brillenträger?
- Bist du Brillenträgerin?
- Sind Sie Brillenträger?
- Sind Sie Brillenträgerin?

Tom droeg een bril.

Tom trug eine Brille.

Waar is mijn bril?

Wo ist meine Brille?

Ik draag een bril.

Ich trage eine Brille.

Waar is m'n bril?

Wo ist meine Brille?

Hoeveel kost deze bril?

Wie viel kosten diese Brillen?

Tom draagt ​​een bril.

Tom trägt eine Brille.

Tracy verloor haar bril.

Tracy hat ihre Brille verloren.

Ik zoek mijn bril.

- Ich suche meine Brille.
- Ich schaue nach meiner Brille.

Zij draagt ​​een bril.

Sie trägt eine Brille.

- Hij kan niks zien zonder zijn bril.
- Hij ziet niets zonder bril.

Er sieht nichts ohne seine Brille.

Hij heeft een bril nodig.

Er braucht eine Brille.

De jongen draagt een bril.

Der Junge trägt eine Brille.

Tom is zijn bril kwijt.

Tom hat seine Brille verloren.

Tom heeft een bril nodig.

Tom braucht eine Brille.

Hij wil een rode bril.

- Er will rote Brillen.
- Er möchte eine rote Brille.

Het jongetje draagt een bril.

Der Junge trägt eine Brille.

Ik heb mijn bril kapotgemaakt.

Ich habe meine Brille kaputtgemacht.

Tom heeft geen bril nodig.

Tom braucht keine Brille.

Tom draagt een dikke bril.

Tom trägt eine dicke Brille.

Hij deed zijn bril af.

- Er nahm seine Brille ab.
- Er setzte seine Brille ab.

De man draagt een bril.

Der Mann trägt eine Brille.

Ze heeft een bril nodig.

Sie braucht eine Brille.

Ze is haar bril kwijt.

Sie hat ihre Brille verloren.

Hij draagt altijd een donkere bril.

- Er trägt immer eine dunkle Brille.
- Er hat immer eine dunkle Brille auf.

Hij kan moeilijk zien zonder bril.

Ohne Brille kann er schlecht sehen.

Ik heb geen bril meer nodig.

Ich muss keine Brille mehr tragen.

Kan je zien zonder je bril?

Kannst du ohne deine Brille etwas sehen?

Zonder bril kan ik niet lezen.

Ich kann nicht ohne Brille lesen.

Ik kan mijn bril niet vinden.

Ich finde meine Brille nicht.

Hij moet eerst zijn bril schoonmaken.

Er muss erst seine Brille putzen.

Jouw bril is op de vloer gevallen.

Deine Brille ist auf den Boden gefallen.

Ik kan niet zien zonder mijn bril.

- Ich sehe ohne meine Brille nichts.
- Ich kann nicht sehen ohne meine Brille.

Hij kan niks zien zonder zijn bril.

Er sieht nichts ohne seine Brille.

Op 1 april verloor Alva zijn bril.

Am ersten April verlor Alva ihre Brille.

Wat hebt ge met mijn bril gedaan?

Was hast du mit meiner Brille gemacht?

Tom kan niets lezen zonder een bril.

Ohne Brille kann Tom nichts lesen.

Weet je waar mijn nieuwe bril is?

Weißt du, wo meinen neue Brille ist?

Meneer Brown is op zoek naar zijn bril.

- Herr Brown sucht nach seiner Brille.
- Herr Brown sucht seine Brille.

Tom viel in slaap met zijn bril op.

Tom schlief mit der Brille auf der Nase ein.

Ik merkte dat zij een nieuwe bril droeg.

Ich bemerkte, dass sie eine neue Brille trug.

Ik draag alleen bij het lezen een bril.

Ich trage nur zum Lesen eine Brille.