Translation of "Zuster" in French

Roep de zuster!

- Appelez l'infirmière !
- Appelle l'infirmière !

Ik ben uw zuster.

Je suis ta sœur.

Is zij uw zuster?

Est-elle votre sœur ?

Zij is mijn zuster.

C'est ma sœur.

Waar is jullie zuster?

- Où est ta sœur ?
- Où est votre sœur ?

Is je zuster getrouwd?

Est-ce que ta sœur est mariée ?

Mijn zuster is beroemd.

Ma sœur est célèbre.

- Laat mij u mijn zuster voorstellen.
- Laat me je mijn zuster voorstellen.

- Laissez-moi vous présenter ma sœur.
- Laisse-moi te présenter ma sœur.

Hij is verloofd met mijn zuster.

Il est fiancé à ma sœur.

Ik heb nog een andere zuster.

J'ai une autre sœur.

Uw zuster is mooi als altijd.

Votre sœur est belle comme toujours.

Laat mij u mijn zuster voorstellen.

Laissez-moi vous présenter ma sœur.

- Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
- Het meisje aan de piano is mijn zuster.

La fille qui joue du piano est ma sœur.

Zij is zo schattig als haar zuster.

Elle est aussi jolie que sa sœur.

- Zij is mijn zuster.
- Zij is mijn zus.

C'est ma sœur aînée.

- Mijn zus is beroemd.
- Mijn zuster is beroemd.

Ma sœur est célèbre.

Zij is pianiste, en haar zuster is zangeres.

Elle est pianiste et sa sœur chanteuse.

Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.

La fille qui joue du piano est ma sœur.

Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster.

- Je suis allé au zoo avec ma sœur.
- Je suis allée au zoo avec ma sœur.

- Ik ben uw zuster.
- Ik ben je zus.

- Je suis ta sœur.
- Je suis votre sœur.

Mijn jongere zuster is getrouwd voor haar twintigste.

- Ma petite sœur s'est mariée avant 20 ans.
- Ma sœur cadette s'est mariée avant d'avoir vingt ans.

Zijn zuster kan vandaag niet met u spreken.

Sa sœur ne peut pas te parler aujourd'hui.

- De zuster van George heeft me een paar sandwiches gemaakt.
- George's zuster heeft een paar sandwiches voor me gemaakt.

La sœur de George m'a fait quelques sandwiches.

Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.

Sa grande sœur est plus âgée que mon grand frère.

Ik heb voor mijn zuster een nieuwe hoed gekocht.

- J'ai acheté un nouveau chapeau à ma sœur.
- J'ai acheté un nouveau chapeau pour ma sœur.

Mike en zijn zuster kennen Frans, maar geen Japans.

Mike et sa sœur savent parler français, mais pas le japonais.

Mike en zijn zuster kunnen Frans spreken, maar geen Japans.

Mike et sa sœur savent parler français, mais pas le japonais.

- Mijn zuster heeft een piano.
- Mijn zus heeft een piano.

- Ma sœur possède un piano.
- Ma sœur a un piano.

- Mijn zuster is drie jaar oud.
- Mijn zus is drie jaar oud.

Ma sœur a trois ans.

- Zij is mijn zuster.
- Zij is mijn zus.
- Ze is mijn zus.

C'est ma sœur.

- Mijn zuster was een heel mooie vrouw.
- Mijn zus was een erg knappe vrouw.

Ma sœur était une très belle femme.

- Zij is zo schattig als haar zuster.
- Ze is net zo mooi als haar zus.

Elle est aussi jolie que sa sœur.

- Mijn zuster werkt als secretaresse in een bank.
- Mijn zus werkt als secretaresse bij een bank.

Ma sœur travaille comme secrétaire dans une banque.

- Mijn zus is beroemd.
- Mijn zuster is beroemd.
- Mijn jongere zus is beroemd.
- Mijn zusje is beroemd.

Ma sœur est célèbre.

- Mijn zus heeft twee zoons, dus ik heb twee neven.
- Mijn zuster heeft twee zonen, dus ik heb twee neven.

Ma sœur a deux fils, donc j'ai deux neveux.