Translation of "Strand" in French

Hoe was het strand?

Comment était la plage ?

Waar is het strand?

Où est la plage ?

- Ze gingen naar het strand.
- Ze zijn naar het strand gegaan.

- Ils sont allés à la plage.
- Elles sont allées à la plage.

- We gingen naar het strand.
- We zijn naar het strand gegaan.

- Nous nous rendîmes à la plage.
- Nous nous sommes rendus à la plage.
- Nous nous sommes rendues à la plage.

- Hoe kom ik bij het strand?
- Welke kant is het strand op?

- Par où est la plage ?
- Dans quelle direction est la plage ?

Tijd doorgebracht op het strand

des moments passés à la plage,

We speelden op het strand.

- Nous jouâmes sur la plage.
- Nous avons joué sur la plage.

Ik ga naar het strand.

Je vais à la plage.

Ik ben op het strand.

Je suis à la plage.

Ze kampeerden op het strand.

- Ils ont campé sur la plage.
- Elles ont campé sur la plage.
- Ils campèrent sur la plage.
- Elles campèrent sur la plage.

We gingen naar het strand.

Nous sommes allés à la plage.

Ik hou van het strand.

J'aime la plage.

- Er spelen wat kinderen op het strand.
- Er spelen enkele kinderen op het strand.

Plusieurs enfants sont en train de jouer sur la plage.

Ik wil op het strand liggen.'

Je veux être sur une plage. »

Laten we naar het strand gaan.

Allons à la plage.

Gaat deze bus naar het strand?

- Est-ce que ce bus va à la plage ?
- Ce bus se rend-il à la plage ?

Zij gaat graag naar het strand.

Elle aime aller à la plage.

Hoe kom ik bij het strand?

Comment puis-je me rendre à la plage ?

Naar welk strand wil je gaan?

À quelle plage aimes-tu aller ?

Ze ontmoette hem op het strand.

- Elle le rencontra sur la plage.
- Elle l'a rencontré sur la plage.

Ik ga vaak naar het strand.

Je vais souvent à la plage.

Welke kant is het strand op?

Dans quelle direction est la plage ?

Er waren weinig mensen op het strand.

Il y avait peu de gens sur la plage.

We lieten ons op het strand fotograferen.

Nous nous fîmes photographier sur la plage.

Hij fietste ieder weekend naar het strand.

Il se rendait à vélo à la plage, chaque fin de semaine.

Ze trokken hun boot het strand op.

Ils tirèrent leur bateau sur la plage.

Het zand op het strand was wit.

Sur la plage le sable était blanc.

Ik ga heel graag naar het strand.

J'adore aller à la plage.

Ons huis kijkt uit op het strand.

- Notre maison fait face à la plage.
- Notre maison est en face de la plage.
- Notre maison est face à la plage.

Ik heb mijn vakantie aan het strand doorgebracht.

J'ai passé mes congés à la plage.

Wil iemand een wandeling naar het strand maken?

Personne pour faire une promenade jusqu'à la mer ?

Wij gingen naar het strand om te zwemmen.

- Nous allâmes à la plage pour nager.
- Nous nous rendîmes à la plage pour nager.
- Nous sommes allés à la plage pour nager.

Tom rende met blote voeten op het strand.

Tom courait pieds nus sur la plage.

Tom vond een dode kwal op het strand.

- Tom a trouvé une méduse morte sur la plage.
- Tom trouva une méduse morte sur la plage.

Of was je ooit op een strand als dit,

ou que vous avez beaucoup couru sur une plage comme celle-ci

Laten we na het eten langs het strand wandelen.

Allons nous balader sur la plage après le repas.

Als kind ging ik iedere zomer naar het strand.

- Enfant, j'allais chaque été sur la côte.
- Étant enfant, je suis allé tous les étés sur la côte.
- Enfant, je me rendais chaque été sur la côte.

Ik bracht de hele dag door aan het strand.

J'ai passé toute la journée à la plage.

Raad eens wat ik op het strand gevonden heb.

Devine ce que j'ai trouvé sur la plage.

Hij gaat graag af en toe eens naar het strand.

Il aime aller à la plage de temps en temps.

Hij zegt dat hij het op het strand heeft gevonden.

Il dit qu'il l'a trouvé sur la plage.

Het strand is een ideale plek voor kinderen om te spelen.

La plage est un endroit idéal pour les enfants pour s'amuser.

...als voor de beweging omdat mensen naar het strand willen gaan.

et le déplacement des gens parce qu'ils veulent aller à la plage.

Mensen zijn aan het spelen in de buurt van het strand.

Des gens sont en train de jouer à proximité de la plage.

Niemand heeft ooit gefilmd wat er na zonsondergang op dit strand gebeurt.

Personne n'avait jamais filmé cette plage après le coucher du soleil...

Ik woon bij de zee, dus ik ga vaak naar het strand.

Je vis près de la mer alors je me rends souvent à la plage.

Vorige week was ik aan het strand; maar vandaag ben ik thuis.

La semaine dernière, j'étais à la plage, mais aujourd'hui je suis chez moi.

Maar het zijn geen gewone krabben zoals je die op het strand vindt.

Mais ce ne sont pas des crabes normaux, comme on trouve sur la plage.

Ik zou graag met jou naar het strand gaan, maar vandaag heb ik geen tijd.

J'irais volontiers avec vous à la plage mais aujourd'hui je n'ai pas le temps.

Ik was vandaag van plan naar het strand te gaan, maar het begon te regenen.

J'avais prévu d'aller à la plage aujourd'hui, mais il a commencé à pleuvoir.

Ze zat op een leeg strand naar de één voor één aanspoelende golven te kijken.

Elle s'assit sur la plage vide, regardant rouler les vagues, l'une après l'autre.

Deze laatste methode is duurder en veroorzaakt meer overlast op het strand en dat is, zeker in het toeristische seizoen, een groot nadeel.

Cette dernière méthode est plus coûteuse et cause plus de désagréments sur la plage, ce qui constitue, surtout pendant la saison touristique, un inconvénient majeur.

We kunnen onze tenten niet op het strand laten waar ze nu staan. Als we dat doen, zullen ze bij vloed onder water komen te staan.

Nous ne pouvons laisser nos tentes sur la plage où elles sont actuellement. Si nous le faisons, elles se trouveront sous l'eau à la marée haute.