Translation of "Voet" in English

Ow! Mijn voet!

Ouch! My foot!

Ik ga te voet.

- I will go on foot.
- I'll walk.
- I go on foot.

Mijn voet doet pijn.

- My foot is aching.
- I have a pain in my foot.
- My foot hurts.

We reisden te voet.

We traveled on foot.

Ik ging te voet.

I went on foot.

Hou voet bij stuk!

Stand firm!

We kwamen te voet.

We came on foot.

Ik kwam te voet.

I came on foot.

We moeten te voet verder.

Okay, looks like we're gonna be on foot from now on.

Ik zal te voet gaan.

- I will go on foot.
- I'll walk.
- I will walk.

Hij is vijf voet groot.

He is five feet tall.

Tom is te voet aangekomen.

Tom arrived on foot.

Een voet heeft vijf tenen.

A foot has five toes.

- Wat is er met je voet gebeurd?
- Wat is er met uw voet gebeurd?

What happened to your foot?

Tom gaat te voet naar school.

Tom goes to school on foot.

Hij is bijna zes voet groot.

He is almost six feet tall.

Moet ik op staande voet vertrekken?

Must I leave at once?

Ze gaat te voet naar school.

- She goes to school on foot.
- She walks to school.

Iemand heeft op mijn voet gestaan.

Someone stepped on my foot.

Ik ga graag alleen te voet.

- I like a solitary walk.
- I like walking alone.
- I like walking by myself.

Hij gaat te voet naar school.

He goes to school on foot.

„Hoe ben je gekomen?“ „Te voet.“

"How did you come?" "By foot."

Tom ging te voet naar huis.

Tom went home on foot.

Ik ga te voet naar Bilthoven.

I walk to Bilthoven.

- De jongen stond expres op mijn voet.
- De jongen stapte met opzet op mijn voet.

The boy stepped on my foot on purpose.

- Hij staat op goede voet met zijn klasgenoten.
- Hij staat op goede voet met zijn klasgenootjes.

He is on speaking terms with his classmates.

Masako gaat gewoonlijk te voet naar school.

Masako usually walks to school.

Ik moest te voet naar huis gaan.

I had to walk home.

Ik ben op goede voet met hem.

I'm on good terms with him.

Hij is te voet naar huis gegaan.

- He walked home.
- He went home on foot.

De jongen stond expres op mijn voet.

The boy stepped on my foot on purpose.

Deze kamer is twaalf bij vierentwintig voet.

This room is twelve feet by twenty-four feet.

Hij gaat dikwijls te voet naar school.

He often walks to school.

Hij raakte het water met zijn voet.

He touched the water with his foot.

Sami stapte per ongeluk op mijn voet.

Sami accidentally stepped on my foot.

De leerlingen gingen te voet naar school.

The students went to school by foot.

- Hij ging te voet naar huis.
- Hij liep naar huis.
- Hij is te voet naar huis gegaan.

He went home on foot.

- Hij is te voet weer terug naar huis gegaan.
- Hij is te voet weer terug naar huis gekomen.

He went home on foot.

Hij komt te voet of met de fiets.

He'll come on foot or by bicycle.

Hij staat op goede voet met meneer Brown.

- He is on good terms with Mr Brown.
- He gets on well with Mr. Brown.
- He's on good terms with Mr. Brown.

Ga jij elke dag te voet naar school?

- Do you go to school on foot every day?
- Do you walk to school every day?

De meeste studenten gaan te voet naar school.

Most students walk to school.

Te voet is het maar tien minuten ver.

It's only ten minutes' walk from here.

- Normaal ga ik te voet.
- Normaal loop ik.

- I usually walk.
- I usually go on foot.

- Ik loop liever.
- Ik ga liever te voet.

I prefer to walk.

Gaat ge te voet of met de bus?

Will you go on foot or by bus?

Hij staat op goede voet met zijn klasgenootjes.

He is on speaking terms with his classmates.

Tom heeft besloten om te voet te gaan.

Tom decided to go on foot.

De stad ligt aan de voet van de berg.

The city is at the foot of the mountain.

Sommigen gingen te voet, anderen gingen met de fiets.

- Some went on foot, and others by bicycle.
- Some went on foot, others by bicycle.

Ze kwamen aan de voet van de berg aan.

They arrived at the foot of the mountain.

Vroeger waren de mensen gewend te voet te reizen.

People used to travel on foot.

Hun huis ligt aan de voet van een berg.

Her house is at the foot of a mountain.

- Hij ging te voet naar huis.
- Hij liep naar huis.
- Hij is naar huis gelopen.
- Hij is te voet naar huis gegaan.

- He walked all the way home.
- He walked home.
- He went home on foot.

We moesten te voet water halen uit de nabijgelegen rivier.

We trekked to fetch water from the nearby streams.

Waarom ga je te voet, als je een auto hebt?

Why do you walk when you have a car?

Gaat hij te voet naar school of met de fiets?

Does he go to school on foot or by bicycle?

- Ik ga graag alleen te voet.
- Ik wandel graag alleen.

I like walking alone.

De bushalte is te voet op vijf minuten van hier.

The bus stop is five minutes' walk from here.

Ik zou liever op de fiets dan te voet gaan.

I'd rather ride my bike than walk.

Sinds ik mijn voet heb gebroken, loop ik met krukken.

Since I broke my foot, I'm walking with crutches.

Waarom ga je te voet als je een auto hebt?

Why do you go on foot if you have a car?