Translation of "Groot" in English

0.009 sec.

Examples of using "Groot" in a sentence and their english translations:

- Je bent groot.
- U bent groot.
- Jullie zijn groot.

- You are big.
- You're big.

- Deze zijn groot.
- Ze zijn groot.

They are big.

Hoe groot?

How big?

Zo groot!

How tall he is!

Groot gelijk.

Rightfully so.

- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
- Haar vader is groot.

- Your father is tall.
- Her father is tall.

- Je bent groot geworden.
- U bent groot geworden.
- Jullie zijn groot geworden.

You've grown.

- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.

Your father is tall.

- Jouw huis is groot.
- Uw huis is groot.
- Jullie huis is groot.

Your house is big.

- Jouw huis is groot.
- Uw huis is groot.

Your house is big.

- Het is tamelijk groot.
- Het is vrij groot.

It's quite large.

- Is jouw huis groot?
- Is uw huis groot?

Is your house big?

- Die appels zijn groot.
- Deze appels zijn groot.

- Those apples are big.
- These apples are big.

- Amerika is heel groot.
- Amerika is erg groot.

America is very big.

- Is je huis groot?
- Is uw huis groot?

Is your house big?

Hadden groot nieuws.

had a huge announcement.

Maria is groot.

Mary is tall.

Groot of klein?

Large or small?

Jij bent groot.

- You are big.
- You're big.

Je bent groot.

- You are big.
- You're big.

Met groot genoegen!

With great pleasure!

Allah is groot!

Allah is great!

God is groot.

God is great.

Papa is groot.

Dad is tall.

Tom is groot.

Tom is big.

Zijn ze groot?

Are they big?

Hij is groot.

- He is tall.
- He's tall.

Rusland is groot.

Russia is big.

Ze zijn groot.

They are big.

Mennad was groot.

Mennad was tall.

- Wat is het toch groot!
- Het is zo groot!

It's big!

- Hoe groot is uw appartement?
- Hoe groot is je appartement?
- Hoe groot is jullie appartement?

How big is your apartment?

Een groot glas selderijsap,

I drink a big glass of celery juice,

De concurrentie is groot.

He has stiff competition.

Wat ben je groot!

- How tall you are!
- How big you are!

Ze zijn heel groot.

They are very big.

Het is te groot.

- It's too loud.
- It's too big.
- It's too large.

Het boek is groot.

The book is big.

Mijn huis is groot.

My house is big.

Deze appels zijn groot.

- Those apples are big.
- These apples are big.

Hoe groot is hij?

How tall is he?

Hoe groot is het?

How big is it?

De wereld is groot.

- The world is a big place.
- The world is big.

Dit is groot nieuws.

This is big news.

Mijn hond is groot.

My dog is big.

De beer is groot.

The bear is big.

Dat huis is groot.

That house is big.

Mijn vader is groot.

My father is tall.

Deze honden zijn groot.

- These dogs are big.
- Those dogs are big.

Die hond is groot.

That dog is big.

Die appel is groot.

That apple is big.

De zon is groot.

The sun is big.

De man is groot.

The man is tall.

Die appels zijn groot.

Those apples are big.

Jouw huis is groot.

Your house is big.

Je penis is groot.

Your penis is big.