Translation of "Vertelde" in English

0.016 sec.

Examples of using "Vertelde" in a sentence and their english translations:

En ik vertelde hem:

And I told him,

Emily vertelde de waarheid.

Emily told the truth.

Hij vertelde de waarheid.

He said the truth.

- Hij vertelde me verhalen over India.
- Ooit vertelde hij me over Indië.

He used to tell me stories about India.

Hij vertelde me de waarheid.

He told me the truth.

Hij vertelde me zijn levensverhaal.

- He told me the story of his life.
- He told me his life's story.

Tom vertelde me zijn geheim.

Tom told me his secret.

Uiteindelijk vertelde Tom de waarheid.

Tom eventually told the truth.

Hij vertelde haar veel leugens.

He told her many lies.

Hashimoto vertelde mij het nieuws.

I was told the news by Hashimoto.

Ik vertelde Tom een verhaal.

I told Tom a story.

Waarom vertelde hij haar dit?

Why was he telling her this?

Waarom vertelde ze het Yidir?

Why did she tell Yidir?

Tom vertelde me het verhaal.

Tom told me the story.

Tom vertelde Maria de waarheid.

Tom told Mary the truth.

Tom vertelde me de waarheid.

Tom told me the truth.

- Gedetailleerd vertelde hij wat hij zag.
- Gedetailleerd vertelde hij wat hij gezien had..

He explained in detail what he had seen.

Ze vertelde me haar geheim niet.

- She did not let me into her secret.
- She didn't let me in on her secret.
- She didn't tell me her secret.

Ze vertelde me een interessant verhaal.

She told me an interesting story.

Hij vertelde mij een zielig verhaal.

He told me a sad story.

Ik vertelde hem over onze school.

I told him about our school.

Waarom vertelde je me dat niet?

Why didn't you tell me?

Hij vertelde mij een interessant verhaal.

He told me an interesting story.

Toms moeder vertelde hem een verhaal.

Tom's mother told him a story.

Tom vertelde mij een raar verhaal.

Tom told me a strange story.

Tom vertelde het aan niemand anders.

Tom didn't tell anyone else.

Mary vertelde ons over haar reis.

Mary told us about her trip.

Tom vertelde ons een bizar verhaal.

Tom told us a bizarre story.

Tom vertelde ons een vreemd verhaal.

Tom told us a strange story.

Ik vertelde Tom waar Maria was.

I told Tom where Mary was.

Hij vertelde me over zijn hond.

He told me about his dog.

Hij vertelde me wat hij wilde.

He told me what he wanted.

Waarom vertelde ze dat aan mij?

Why did she tell me that?

Tom vertelde me een grappig verhaal.

Tom told me a funny story.

- Tom vertelde Maria dat hij een vuurwapen had.
- Tom vertelde Maria dat hij een pistool had.
- Tom vertelde Maria dat hij een geweer had.

Tom told Mary that he had a gun.

- Ze vertelde mij dat ze dat niet kan doen.
- Ze vertelde me dat ze dat niet kan doen.
- Ze vertelde mij dat ze dat niet kan.
- Ze vertelde me dat ze dat niet kan.

She told me she can't do that.

- Tom vertelde Maria dat hij een vuurwapen had.
- Tom vertelde Maria dat hij een geweer had.

Tom told Mary that he had a gun.

Elke dag vertelde ik hem de verhalen.

And every day, I'd tell him the stories.

Gedetailleerd vertelde hij wat hij gezien had..

He explained in detail what he had seen.

Tom vertelde me dat hij gaat trouwen.

- Tom told me he's getting married.
- Tom told me that he's getting married.

Hij vertelde het verhaal aan zijn broer.

He told his brother the story.

Hij vertelde me dat zij ziek was.

He told me that she was sick.

Tom vertelde me dat hij gelukkig was.

- Tom told me that he was happy.
- Tom told me he was happy.

Ze vertelde me dat ze zwanger was.

She told me she was pregnant.

Waarom vertelde men ons de waarheid niet?

Why weren't we told the truth?

Hij vertelde mij een heel ongeloofwaardig verhaal.

He told me a completely unbelievable story.

Tom vertelde me dat hij vroeg was.

- Tom told me that he was early.
- Tom told me he was early.

Tom vertelde me dat Maria veilig is.

- Tom told me that Mary is safe.
- Tom told me Mary is safe.

Maria vertelde me dat ze geadopteerd is.

Mary told me that she was adopted.

Tom vertelde me dat hij Kerstmis haatte.

- Tom told me that he hated Christmas.
- Tom told me he hated Christmas.

Mary vertelde me dat ze uitgeput was.

Mary told me that she was worn out.

Hij vertelde me dat hij geïnteresseerd was.

- He told me that he was interested.
- He told me he was interested.

Ze vertelde me dat ze slaperig was.

She told me she was sleepy.

Hij vertelde me dat hij vrijgezel was.

He told me he was single.

Hij vertelde me dat hij het begreep.

He told me he understood.

Hij vertelde iedereen dat hij voorbereid was.

He told everyone he was prepared.

Ze vertelde me dat ze jaloers is.

She told me she's jealous.

Ze vertelde iedereen dat ze skeptisch was.

She told everyone she was skeptical.

En hij vertelde over zijn moeder en vader

and he talked about his mother and his father,

vertelde leuke grapjes en stelde nog betere vragen.

told great jokes and asked even better questions.

Mijn vader vertelde ons dikwijls over zijn schooljaren.

My father often told us about his school days.

Mijn moeder vertelde me het gras te maaien.

- Mother told me to mow the lawn.
- My mother told me to mow the lawn.