Translation of "Emily" in English

Emily huilt.

Emily is crying.

Wie is Emily?

- Who's Emily?
- Who is Emily?

Emily eet chips.

Emily's eating crisps.

- Emily schreef de zin.
- Emily heeft de zin geschreven.

Emily wrote the sentence.

- Emily haat klimmen.
- Emily heeft een hekel aan klimmen.

Emily hates climbing.

Emily heeft blauwe ogen.

Emily has blue eyes.

Heeft Emily groene ogen?

Does Emily have green eyes?

Emily wil Grieks leren.

Emily wants to learn Greek.

Mijn naam is Emily.

My name is Emily.

Emily heeft blond haar.

Emily has blonde hair.

Emily schreef een brief.

Emily wrote a letter.

Emily at een sinaasappel.

Emily ate an orange.

Heeft Emily een woordenboek?

Does Emily have a dictionary?

Emily vertelde de waarheid.

Emily told the truth.

- Emily is een brief aan het schrijven.
- Emily schrijft een brief.

Emily is writing a letter.

Emily heeft de zin geschreven.

Emily wrote the sentence.

Emily heeft dat boek gelezen.

Emily read this book.

Emily is een brief aan het schrijven.

Emily is writing a letter.

Een vriend van mij is een verre verwant van Emily Dickinson.

A friend of mine is distantly related to Emily Dickinson.